ECLI:NL:RBZWB:2023:1063

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_4616
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering en schending inlichtingenplicht door eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren. De eiser, een 27-jarige man die sinds januari 2021 een bijstandsuitkering ontving, had zijn uitkering verlaagd gekregen en later ingetrokken door Orionis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet op meerdere uitnodigingen van Orionis is verschenen en dat hij zijn adreswijziging niet tijdig heeft doorgegeven. Orionis had de bijstandsuitkering opgeschort en later ingetrokken op basis van artikel 54 van de Participatiewet, omdat de eiser niet had gereageerd op de gevraagde gegevens en bewijsstukken. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de bijstandsuitkering rechtmatig was, omdat de eiser niet kon aantonen dat hij niet verantwoordelijk was voor het niet verschijnen op de afspraken. De rechtbank volgde de argumenten van Orionis en oordeelde dat de belangen van de rechtmatige verstrekking van bijstand zwaarder wogen dan de persoonlijke omstandigheden van de eiser. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4616 PW

uitspraak van 15 februari 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] (eiser),

gemachtigde: mr. B.H. Vader,
en

het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 13 juli 2021 (primair besluit I) heeft Orionis eisers bijstandsuitkering over de maand augustus 2021 verlaagd met € 50,- voor de duur van een maand.
In een besluit van 29 juli 2021 (primair besluit II) heeft Orionis eisers bijstandsuitkering ingetrokken met ingang van 21 juli 2021.
In een besluit van 17 augustus 2021 (primair besluit III) heeft Orionis eiser een waarschuwing opgelegd.
In een besluit van 8 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft Orionis eisers bezwaren tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 25 januari 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Orionis werd vertegenwoordigd door mr. N.M. Feijtel en [naam vertegenwoordiger] .
Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiser is een 27-jarige man, die sinds 20 januari 2021 een bijstandsuitkering ontving naar de norm van een alleenstaande. Op 24 maart 2021 had hij een gesprek met medewerkers van Orionis over het vinden van werk. Op 20 mei 2021 is hij opnieuw uitgenodigd voor een voortgangsgesprek. Eiser heeft deze afspraak afgezegd, waarna een nieuwe afspraak is gemaakt voor een gesprek op 9 juni 2021. Ook deze afspraak heeft eiser afgezegd.
Orionis heeft eiser vervolgens middels een brief van 16 juni 2021 uitgenodigd voor een gesprek op 24 juni 2021, waar eiser zonder afzegging niet is verschenen. Orionis heeft hem vervolgens middels een brief van 29 juni 2021 opnieuw uitgenodigd voor een gesprek op 8 juli 2021. Eiser is wederom niet verschenen zonder afmelding. Orionis heeft eiser in een brief van 12 juli 2021 opnieuw uitgenodigd voor een gesprek op 21 juli 2021. Orionis heeft hem daarbij gevraagd om rekeningafschriften mee te nemen van al zijn bank- en spaarrekeningen over de periode 1 april 2021 tot 28 juli 2021. Eiser is opnieuw niet verschenen op dit gesprek.
In primair besluit I heeft Orionis eisers bijstandsuitkering over de maand augustus 2021 verlaagd met € 50,- voor de duur van een maand, op grond van artikel 18, tweede lid, van de Participatiewet. Eiser wordt tegengeworpen dat hij zonder afmelding niet is verschenen op de afspraak van 8 juli 2021.
In een besluit van 21 juli 2021 heeft Orionis eisers bijstandsuitkering opgeschort op grond van artikel 54, eerste lid, van de Participatiewet met ingang van 21 juli 2021, omdat hij de inlichtingenplicht zou hebben geschonden door niet op de afspraak van 21 juli 2021 te verschijnen. Orionis heeft eiser op grond van artikel 54, tweede lid, van de Participatiewet in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen. Eiser is opnieuw uitgenodigd voor een gesprek op 28 juli 2021. Orionis heeft hem daarbij gevraagd om rekeningafschriften mee te nemen van al zijn bank- en spaarrekeningen en overige rekeningen waarvoor hij is gemachtigd over de periode van 1 april 2021 tot 28 juli 2021.
Nadat eiser niet is verschenen op het gesprek van 28 juli 2021 heeft Orionis in primair besluit II eisers bijstandsuitkering ingetrokken met ingang van 21 juli 2021, op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet.
In primair besluit III heeft Orionis eiser een waarschuwing opgelegd op grond van artikel 18a, vierde lid, van de Participatiewet.
In het bestreden besluit heeft Orionis eisers bezwaren tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard. Ook is hierin opgenomen dat primair besluit I niet is geëffectueerd omdat eiser in de maand augustus van 2021 geen uitkering meer had.
Standpunt van Orionis
2. Volgens Orionis kan eisers recht op bijstand niet worden vastgesteld vanaf 21 juli 2021, omdat hij niet reageert op brieven en na 24 maart 2021 ondanks zes uitnodigingen niet meer is verschenen bij Orionis. Eisers stelling dat hij is verhuisd wordt niet gevolgd, omdat hij deze omstandigheid niet heeft gemeld en alle brieven zijn verzonden naar het bij Orionis bekende adres. In eisers persoonlijke omstandigheden ziet Orionis geen aanleiding om uit te gaan van de aanwezigheid van dringende redenen. Verder is de waarschuwing volgens Orionis ook terecht opgelegd, omdat eiser de inlichtingenverplichting heeft geschonden en een waarschuwing toekomstgericht is.
Eisers standpunt
3. Volgens eiser heeft Orionis het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd, en geen (kenbare) belangenafweging gemaakt. Eiser voert verder aan dat hij niet op de uitnodigingen van Orionis heeft gereageerd omdat deze verloren zijn gegaan in een periode waarin hij aan het verhuizen was, en kampte met psychische problemen. Ook kon hij zich niet eerder laten inschrijven op zijn nieuwe adres, omdat de vorige bewoonster zich niet liet uitschrijven. Eiser stelt verder dat voor cumulatie van de drie bestreden beslissingen onvoldoende grondslag bestaat, en dat deze niet op dezelfde grondslag gebaseerd hadden mogen worden. Eiser voert ten slotte aan dat de bestreden besluitvorming disproportioneel is.
Wettelijk kader
4. Uit artikel 54, eerste lid, van de Participatiewet volgt dat Orionis bevoegd is om het recht op bijstand op te schorten indien de betrokkene de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of gevorderde bewijsstukken niet heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt. Uit het vierde lid van artikel 54 volgt dat Orionis het recht op bijstand kan intrekken als de belanghebbende niet binnen de daarvoor gestelde termijn alsnog de gegevens of bewijsstukken verstrekt.
Relevante rechtspraak
5. Bij de beantwoording van de vraag of het bijstandverlenend orgaan op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet bevoegd is tot intrekking van de aan een betrokkene verleende bijstand, staat ter beoordeling of de betrokkene verzuimd heeft binnen de daartoe gestelde termijn de bij het opschortingsbesluit gevraagde gegevens of gevorderde bewijsstukken te verstrekken. Indien dat het geval is, moet vervolgens worden nagegaan of de betrokkene hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Die verwijtbaarheid kan ontbreken als het gaat om gegevens of gevorderde bewijsstukken die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of om gegevens waarover de betrokkene niet binnen de gestelde hersteltermijn redelijkerwijs heeft kunnen beschikken (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2521).
Is het bestreden onvoldoende gemotiveerd?
6. Intrekking van een bijstandsuitkering op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet is een bevoegdheid, wat betekent dat een belangenafweging moet plaatsvinden. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat Orionis het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd, nu Orionis haar dragende overwegingen in het bestreden besluit duidelijk heeft weergegeven. Voldoende inzichtelijk is welke belangen Orionis zwaarwegend heeft laten wegen, en waarom geen overwegend gewicht is toegekend aan eisers belangen. Anders dan eiser stelt, had Orionis ook niet hoeven te onderbouwen waarom geen sprake is van dringende redenen, omdat het bestreden besluit geen betrekking heeft op de terugvordering van verleende bijstand. Bovendien zal degene die zich beroept op de aanwezigheid van dringende redenen het bestaan ervan aannemelijk moeten maken.
Was Orionis bevoegd om tot intrekking van eisers bijstandsuitkering over te gaan?
7. Niet in geschil is dat eiser niet is verschenen op het gesprek op 28 juli 2021, en dat hij de in het opschortingsbesluit gevraagde gegevens niet heeft ingediend. Eiser betwist evenmin dat deze gegevens van belang waren om zijn recht op bijstand vast te stellen. Eiser voert met name aan dat hem geen verwijt kan worden gemaakt van het voorgaande, omdat hij het opschortingsbesluit van 21 juli 2021 – met daarin de uitnodiging voor het gesprek van 28 juli 2021 – niet heeft ontvangen.
8. Het opschortingsbesluit is blijkens een rapport van Orionis van 28 juli 2021 op 21 juli 2021 aangetekend verzonden. Uit vaste rechtspraak van de CRvB (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1350) volgt dat, indien een poststuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, moet worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belangheb-bende is aangeboden. Na bezorging van het poststuk op het juiste adres komt het verdere verloop voor rekening en risico van de belanghebbende.
Uit in het dossier gevoegde track & trace-informatie blijkt dat het opschortingsbesluit op 21 juli 2021 is verzonden naar eisers (oude) adres aan de [adres] 5a, zoals dit op de verzenddatum bekend was bij Orionis. De uitnodiging is dus op regelmatige wijze op eisers adres aangeboden, en hij had er vanaf dat moment kennis van kunnen nemen. Uit de Basisregistratie Personen (BRP) blijkt weliswaar dat eiser met ingang van 22 juli 2021 is verhuisd naar de [adres] 1 (het pand naast eisers oude adres), maar uit de track & trace informatie blijkt dat het opschortingsbesluit wel is aangenomen op 23 juli 2021.
9. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat hij niet heeft gereageerd op de uitnodiging van Orionis omdat deze verloren is gegaan in een periode waarin hij aan het verhuizen was, kampte met psychische problemen en zich niet eerder kon inschrijven op zijn nieuwe adres omdat de vorige bewoonster zich niet liet uitschrijven. Het is eisers eigen verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat Orionis bekend is met zijn juiste actuele adres, hetgeen losstaat van eisers inschrijving in de BRP. Volgens vaste rechtspraak van CRvB (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 november 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2521) is een juiste opgave van een woonadres onmiskenbaar van betekenis voor het recht op bijstand. Of en, zo ja, waar de betrokkene een woonadres heeft en of hij of zij alleen of met anderen woont is namelijk van belang om te kunnen vaststellen of en, zo ja, naar welke norm de betrokkene recht op bijstand heeft. Dit had eiser redelijkerwijs duidelijk moeten zijn, en dus ook dat hij de wijziging in zijn woonsituatie tijdig aan Orionis moest doorgeven.
10. De rechtbank voegt aan het voorgaande toe dat het niet op de weg van Orionis ligt om, als een reactie op een schriftelijke uitnodiging uitblijft, iemand op een andere wijze te benaderen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 oktober 2019, ECLI:NL: CRVB:2019:3309). Op grond van artikel 53a van de Participatiewet is Orionis bevoegd om een onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voort-zetting van bijstand, waarbij het in beginsel aan Orionis is om te bepalen op welke wijze het onderzoek wordt gedaan. Het is eisers verantwoordelijkheid om zijn post te bekijken en zich vervolgens af te melden als hij niet in de gelegenheid is om op een afspraak te verschijnen. De rechtbank merkt ten overvloede op dat eiser ook voorafgaand aan het opschortingsbesluit al verschillende kansen heeft gekregen om zijn verzuim te herstellen.
11. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser kan worden verweten dat hij niet is verschenen op de afspraak op 28 juli 2021, en dat is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet.
Mocht Orionis overgaan tot cumulatie van de bestreden beslissingen?
12. Eiser wordt ook niet gevolgd in zijn stelling dat voor cumulatie van de drie bestreden beslissingen onvoldoende grondslag bestaat, en dat deze niet op dezelfde grondslag gebaseerd hadden mogen worden. Indien en voor zover eiser met zijn stelling wil aanvoeren dat hij dubbel wordt bestraft overweegt de rechtbank dat het beginsel van ne bis in idem zoals opgenomen in artikel 5:43 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inhoudt dat een bestuursorgaan geen bestuurlijke boete oplegt indien aan de overtreder wegens dezelfde overtreding reeds eerder een bestuurlijke boete is opgelegd. Dit beginsel is dus slechts van toepassing op bestraffende sancties als bedoeld in artikel 5:2, eerste lid, onder c, van de Awb, en niet op herstelsancties als bedoeld in artikel 5:2, eerste lid, onder b, van de Awb. Omdat zowel de opgelegde maatregel als de onderhavige intrekking geen bestraffende sancties zijn, is van dubbele bestraffing geen sprake. Van cumulatie van herstelsancties in de zin van artikel 5:6 van de Awb is ook geen sprake (meer), nu de opgelegde maatregel niet is geëffectueerd omdat eiser over de maand augustus van 2021 geen uitkering meer had. De rechtbank wijst bij het voorgaande op de uitspraak van de CRvB van 17 november 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:2872).
Toetsing aan het evenredigheidsbeginsel
13. Eiser voert ten slotte aan dat de bestreden besluitvorming disproportioneel is, gezien de aard en ernst van de gevolgen ervan. De rechtbank vat dit op als een beroep op het evenredigheidsbeginsel. Dit beroep slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank mocht Orionis het belang van de rechtmatige verstrekking van bijstand laten prevaleren boven eisers belang. Het lag immers op zijn weg om het verzuim te herstellen en de intrekking van de uitkering te voorkomen. Bovendien kon hij meteen na de intrekking een nieuwe aanvraag om een uitkering doen. Eiser heeft ter zitting ook geen omstandigheden aangevoerd die overigens kunnen leiden tot een geslaagd beroep op het evenredigheidsbeginsel.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 15 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.