ECLI:NL:RBZWB:2022:8216

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
22-023007
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 552a Sv m.b.t. Europees Onderzoeksbevel en inbeslagname van een personenauto

Op 5 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagster, vertegenwoordigd door haar raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, een klaagschrift indiende op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Dit klaagschrift was gericht tegen de inbeslagname van een personenauto, merk Volvo, type V90, die op 4 oktober 2022 was in beslag genomen in het kader van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) van de Belgische autoriteiten. Klaagster stelde dat de inbeslagname niet onder het EOB viel en dat zij ernstige hinder ondervond door het voortduren van het beslag. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, stelde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, omdat het voertuig relevant was voor het onderzoek naar de verdachte, die betrokken zou zijn bij een criminele organisatie en de handel in verdovende middelen.

De rechtbank oordeelde dat de inbeslagname van de auto niet onder de reikwijdte van het EOB viel, aangezien het EOB geen verzoek om inbeslagname van voertuigen bevatte. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de auto aan klaagster. De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank de procedure en de relevante juridische bepalingen in acht nam. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van het klaagschrift niet de gronden voor het EOB zelf betrof, maar enkel de rechtmatigheid van de inbeslagneming.

De uitspraak werd gedaan door rechter mr. R.J.H. de Brouwer, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Grinsven, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of door klaagster, afhankelijk van de betekening van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk.nummer: 22-023007
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster]
geboren op [geboortedag] 1989
wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, Bovendonk 11a te 4707 ZH Roosendaal
hierna te noemen: klaagster

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 5 oktober 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • de kennisgeving van inbeslagname waaruit blijkt dat op 4 oktober 2022 ter uityoering van een Europees Onderzoeksbevel van de Belgische autoriteiten onder [verdachte] in beslag is genomen: een personenauto van het merk Volvo, type V90 en voorzien van het [kenteken] (hierna: de auto) en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 21 november 2022. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks, klaagster en mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden als raadsman van klaagster.
De belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), [verdachte] , is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klaagster. Daartoe is aangevoerd dat op 3 oktober 2022 (de rechtbank begrijpt: 4 oktober 2022) een personenauto in beslag is genomen waarvan klaagster eigenaar is. Daarnaast ondervindt klaagster ernstige hinder door de inbeslagneming en het voortduren daarvan. Namens klaagster is aangevoerd dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet, aangezien een redelijk onderzoeksbelang ontbreekt. De inbeslagneming is niet (meer) noodzakelijk in het kader van de waarheidsvinding.
In raadkamer heeft de raadsman in aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat hij geen enkel onderliggend stuk van het Openbaar Ministerie heeft ontvangen. De raadsman beschikt enkel over de ontvangstbevestiging van het klaagschrift. Gelet hierop dient het klaagschrift gegrond te worden verklaard.
Klaagster heeft in raadkamer verklaard dat op het betreffende adres woonachtig is met haar broer [verdachte] en diens gezin. De politie heeft haar niet verteld waarom haar broer werd meegenomen op de dag dat de auto. Evenmin heeft haar broer tegen haar verteld waarvan hij wordt verdacht, enkel dat hij wordt verdacht van een strafbaar feit en dat in dat kader de auto in beslag is genomen.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. Daartoe is allereerst opgemerkt dat volgens de Hoge Raad het belang van strafvordering niet beperkt is tot het Nederlandse strafvorderlijke belang. Daarnaast is aangevoerd dat de Belgische autoriteiten hebben aangegeven onderzoek te willen doen naar gegevensdragers, waaronder de automotive/elektronische gegevens van het inbeslaggenomen voertuig. Het voertuig wordt voorts expliciet genoemd in het Europees Onderzoeksbevel (hierna: EOB). Er heeft nog geen onderzoek voor de Belgische strafzaak kunnen plaatsvinden omdat de overdracht nog niet heeft plaatsgevonden. De officier van justitie stelt zich dan ook op het standpunt dat het beslag gehandhaafd dient te blijven, nu het inbeslaggenomen goederen dienen om de waarheid aan de dag te brengen.
In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt. In aanvulling hierop is aangevoerd dat het voertuig in het kader van een EOB in beslag is genomen. [verdachte] wordt volgens dat EOB verdacht van deelname aan een criminele organisatie en de handel in verdovende middelen. Dat er geen stukken zijn verstrekt aan de raadsman komt omdat er een strikte geheimhoudingsplicht op de stukken in verband met het EOB ligt. De inhoud van het EOB mag niet worden verstrekt aan klaagster. De officier van justitie heeft in raadkamer de kennisgeving van inbeslagname verstrekt.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
De rechtbank over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd ter uitvoering van een EOB als volgt.
De rechtbank neemt in overweging dat de beklagrechter bij de behandeling van een klaagschrift gericht tegen de inbeslagneming ter uitvoering van een EOB geen onderzoek doet naar de gronden voor het uitvaardigen van het EOB, waarvan de uitvoering heeft geleid tot indiening van het klaagschrift ex artikel 5.4.10, derde lid, Sv. De beklagrechter toetst evenmin de proportionaliteit van de inbeslagneming en van de daarop volgende overdracht van voorwerpen die het bewijsmateriaal vormen waarop het EOB betrekking heeft (vgl. HR 23 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1108 en HR 5 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:511). In art. 5.4.7, eerste lid, Sv is bepaald dat de eisen die in het Wetboek van Strafvordering worden gesteld aan de toepassing van de bevoegdheden in het kader van een Nederlands onderzoek en die betrekking hebben op een beoordeling de proportionaliteit of het onderzoeksbelang buiten beschouwing worden gelaten.
Het staat wel ter beoordeling aan de rechter of zich – gelet op de artikelen 5.4.3, 5.4.4 en 5.4.6 Sv – een grond voordoet voor het weigeren van de erkenning of de uitvoering van het EOB, dan wel voor uitstel van de erkenning of de uitvoering van het EOB. Zo dient op grond van art. 5.4.4., tweede lid, Sv in beginsel – dat wil zeggen behoudens de in deze bepaling omschreven uitzondering – te worden voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid (vgl. HR 23 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1108). Daarnaast kan de beklagrechter in voorkomende gevallen ook beoordelen of de bevoegdheid waarmee uitvoering is gegeven aan het EOB rechtmatig is toegepast. De rechter moet zich daarbij beperken tot een onderzoek naar de formaliteiten waaraan de inbeslagneming moet voldoen. Verweren die raken aan de rechtmatigheid van het voortduren van het beslag moeten, gelet op het beginsel van wederzijdse erkenning, door de rechter van de uitvoerende staat buiten beschouwing worden gelaten (vgl. ECLI:NL:HR:2021:1940).
De rechtbank overweegt dat verder in deze klaagschriftprocedure ter beoordeling staat of de inbeslaggenomen voorwerpen het bewijsmateriaal betreffen waarop het EOB betrekking heeft en die de uitvaardigende autoriteit met dat bevel beoogt te verkrijgen (vgl. HR 18 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:679 en HR 18 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:744). Daarbij is van belang dat de uitvaardigende staat het te verkrijgen bewijsmateriaal in het EOB globaal mag omschrijven, omdat het voor de uitvaardigende staat niet steeds op voorhand vaststaat welk bewijsmateriaal precies aanwezig is in de uitvoerende staat, terwijl het de autoriteiten van de uitvaardigende staat zijn die het best kunnen bepalen welke voorwerpen of gegevens relevant zijn voor het strafrechtelijk onderzoek aldaar.
Bij de beoordeling van een klaagschrift dat betrekking heeft op inbeslagneming op grond van een EOB is niet de vraag aan de orde of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Aan het systeem van het EOB ligt immers ten grondslag dat met de uitvaardiging van een EOB het belang van strafvordering in de uitvaardigende staat – in de zin van het belang van de uitvaardigende staat bij de uitvoering van het EOB en de overdracht van de resultaten daarvan ten behoeve van de strafrechtelijke procedure in de uitvaardigende staat – wordt verondersteld aanwezig te zijn.
De rechtbank stelt vast dat de auto waarvan klaagster teruggave verlangt in beslag is genomen ter uitvoering van het (in deze procedure alleen aan de rechtbank overgelegde) EOB van 1 september 2022 uitgevaardigd door de Belgische autoriteiten. Daarin wordt gerelateerd dat [verdachte] wordt verdacht van betrokkenheid bij deelname aan een criminele organisatie en de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De Nederlandse gerechtelijke en politionele autoriteiten wordt onder andere gevraagd om een huiszoeking te verrichten bij [verdachte] op het [woonadres] . Daarbij wordt niet gevraagd om inbeslagname van voertuigen, Eerder in de verzochte onderzoeksmaatregelen wordt wel om ander onderzoek van voertuigen gevraagd; onderzoek waarvoor een huiszoeking niet nodig is. Overigens is voor de inbeslagname van een auto ook geen huiszoeking nodig.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de inbeslagname van de auto niet onder de reikwijdte van het EOB valt en dus ook niet onder reikwijdte van de bij de huiszoeking genoemde “alle voorwerpen en documenten die nuttig zijn voor het onderzoek”. Nu op de kennisgeving van inbeslagname klaagster als eigenaar/houder/rechthebbende staat vermeld zal de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaren en de teruggave aan klaagster gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van de personenauto van het merk Volvo, type V90 en voorzien van het [kenteken] aan klaagster.
Deze beslissing is op 5 december 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).