4.2.1Het onder 2 genoemde EOB houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“Mijn ambt verzoekt de Nederlandse bevoegde overheden:
1. Achterhalen van de verblijf- en of woonplaatsen van (...) [klager], [geboortedatum]/1988 op Nederlands grondgebied of andere adressen waar betrokkenen belangen hebben.
(...)
3. Op de geïdentificeerde adressen in overleg met mijn ambt over te gaan tot simultane huiszoekingen op 06/02/2020. (...)
(...)
5. Naar aanleiding van de huiszoekingen over te gaan tot inbeslagname van:
- Forensisch kopie van de digitale gegevensdragers
- Telefonie
(...)
6. De overtuigingsstukken onmiddellijk ter beschikking te stellen van de Belgische onderzoekers en mijn ambt.
(...)”
4.2.2Het ingediende klaagschrift houdt het volgende in:
“1. Dat door de Politie Zeeland-West-Brabant op 6 februari 2020 diverse voorwerpen in beslag zijn genomen. (...)
(...)
3. dat klager enig eigenaar is van de in beslag genomen voorwerpen, voor zover klager deze als zodanig herkent;
4. dat klager zich door het voortduren van voormelde in beslagneming ernstige hinder ondervindt bij zijn re-integratietraject en het onderhouden van zijn sociale contacten;
5. dat voor het onderzoek relevante gegevens inmiddels zijn geverifieerd, dan wel gekopieerd, waardoor aan het onderzoek van de in beslag genomen goederen een einde is gekomen, dan wel moet zijn gekomen;
6. dat klager bezwaar heeft tegen de door de officier van justitie op 6 februari 2020 gedane mededeling dat ze over wenst te gaan tot overdracht van de goederen aan de Belgische autoriteiten.”
4.2.4Volgens het proces-verbaal van de behandeling door de raadkamer van het ingediende klaagschrift heeft de raadsman van de klager daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt in:
“6. Evident duidelijk is dat de Belgische autoriteiten wensen dat men een Forensisch kopie van de digitale gegevensdragers wenst. De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat dit punt de rechtmatigheid van het beslag raakt voor zover dit ligt op de gegevensdrager zelf. Zeker nu na tijdsverloop. Gegevensdragers zijn in deze sowieso de telefoons en usb-sticks. Kennelijk is men in België even zo ver als de Nederlandse Hoge Raad in welke mate zij een telefoon kwalificeren, zijnde een groot deel van je persoonlijke leven. Klagers hebben ook geen bezwaar tegen het maken van een kopie. Teleurgesteld te meer nu deze kennelijk nog niet is gemaakt.
7. In dit kader wordt ook verwezen naar ECLI:NL:GHDHA:2019:391 Hof Den Haag. Vernietigen van gegevens op een gegevensdrager. Feit van algemene bekendheid is dat op gegevensdrager (o.a. telefoon) diverse soorten data staan. De vraag of deze data strafbaar is of gebruikt is daarvoor kan onderzocht worden, maar feit van algemene bekendheid is ook dat op gegevensdragers gegevens staan die beschermt worden ex. art 8 EVRM. 8. Verzocht wordt dan ook het klaagschrift gegrond te verklaren en de gegevensdragers en overige goederen te retourneren. Let wel, hieraan wordt geen nadeel berokkend aan hetgeen verzocht is in het EOB. Subsidiair wordt verzocht een kopie van de goederen te verstrekken aan cliënten.”
4.2.5De beschikking van de rechtbank houdt het volgende in:
“2. De beoordeling
(...)
Naar aanleiding van een door de Belgische justitiële autoriteiten uitgevaardigd Europees onderzoeksbevel in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar klager heeft op 6 februari 2020 een doorzoeking van de woning van klager plaatsgevonden. Daarbij zijn diverse voorwerpen in beslag genomen.
Klager verzoekt de teruggave van:
- een Blackberry;
- een telefoon van het merk Samsung;
- een visitekaartje Capri bouw;
- een USB-stick van het merk Kingston;
- een USB-stick van het merk SanDisk;
- een USB-stick blauw;
- diverse administratie;
- een PH-meter van het merk/type Adwa;
- een brief met buitenlandse tekst;
- een telefoon van het Samsung blauw/zwart;
- een PH-meter (vanuit een Volvo met kenteken [kenteken 1]);
- visitekaartjes van […].nl;
- een parkeerkaartje […];
- een telefoon van het merk GTStar;
- een iPhone;
- een prepaid telefoon van het merk Nokia;
- een telefoon van het merk Samsung zwart;
- een prepaid telefoon van het merk Alcatel;
- administratie.
De voorwerpen waarvan klager teruggave verlangd zijn in beslag genomen op de voet van artikel 94 Sv ter uitvoering van een (in deze procedure overgelegd) Europees onderzoeksbevel, uitgevaardigd door de Belgische autoriteiten.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag: a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien
niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank neemt verder tot uitgangspunt dat in een geval als het onderhavige, waarin op grond van art. 94 Sv beslag is gelegd ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel, bij de beantwoording van de vraag of het strafvorderlijk belang – ook wanneer dit niet is beperkt tot het Nederlandse strafvorderlijk belang – het voortduren van het beslag vordert, in beginsel verondersteld mag worden dat het recht van de lidstaat dat het Europees onderzoeksbevel heeft uitgevaardigd voorziet in een regeling die materieel rechtelijk overeenkomt met hetgeen geldt naar Nederlands recht. Dit mede gelet op het summiere karakter van het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv.
De rechtbank is van oordeel dat voor de voorwerpen waarvan klager de teruggave verlangt in voldoende mate is gebleken – mede gelet op de verdenking van deelname aan een criminele organisatie en teelt, invoer, handel en bezit van/in verdovende middelen zoals die jegens klager blijkt uit het overgelegde afschrift van het Europees onderzoeksbevel – dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Aannemelijk is dat deze voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen.
Het betoog van klager dat de inbeslagneming onrechtmatig moet worden geacht en dat de bestanden op de gegevensdragers eenvoudig gekopieerd kunnen worden, waarna deze zouden kunnen worden geretourneerd aan klager, passeert de rechtbank. In een geval als het onderhavige, waarin beslag is gelegd ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel, kan redelijkerwijs niet van het Openbaar Ministerie worden gevergd dat zij de bestanden op de gegevensdragers kopieert teneinde te bewerkstelligen dat de gegevensdragers zelf kunnen worden teruggegeven. Dat verdraagt zich niet met de vooral uitvoerende taak van het Openbaar Ministerie bij de uitvoering van een Europees onderzoeksbevel. Het is bovendien aan de Belgische justitiële autoriteiten om te bepalen in hoeverre na overdracht van de voorwerpen onderzoek moet worden verricht aan de inbeslaggenomen voorwerpen. Op voorhand mag daarbij niet worden verondersteld dat dit onderzoek zich zal beperken tot de digitale bestanden die zich op de gegevensdragers bevinden en dat geen nader onderzoek aan de gegevensdragers zelf zal plaatsvinden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.”
4.3.3De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het, na de overdracht van de gegevensdragers, aan de uitvaardigende autoriteit is om te bepalen of, en zo ja op welke wijze nader onderzoek plaatsvindt aan de gegevensdragers ter verkrijging van bewijsmateriaal. Daarin ligt tevens als oordeel besloten dat het in het onderhavige geval niet aan het Nederlandse openbaar ministerie is om, alvorens tot overdracht over te gaan, kopieën te maken van de op de gegevensdragers opgeslagen gegevens teneinde die aan de klager ter beschikking te stellen.