ECLI:NL:RBZWB:2022:7747
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een Wajong-uitkering door het UWV
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Het UWV heeft de aanvraag met het besluit van 13 oktober 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 juni 2021 op het bezwaar van eisers is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 op zitting behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde en een begeleider aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het UWV, mr. M.B.A. van Grinsven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres een aanvraag heeft gedaan voor een Wajong-uitkering, die door het UWV is geweigerd. Eisers hebben bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de aanvraag en de afwijzing beoordeeld, inclusief de medische situatie van eiseres, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking en een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De rechtbank concludeert dat het UWV voldoende heeft gemotiveerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen van eiseres niet duurzaam is, en dat er nog mogelijkheden zijn voor ontwikkeling van arbeidsvermogen.
De rechtbank oordeelt dat de gronden van eisers met betrekking tot de belangenafweging en evenredigheid niet slagen, omdat de toepasselijke wetsbepalingen dwingendrechtelijk zijn en geen ruimte bieden voor een belangenafweging. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een deskundige in te schakelen af. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, en openbaar gemaakt op 15 december 2022.