ECLI:NL:RBZWB:2022:7425

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_1174
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp op grond van de Wmo

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 6 december 2022, is het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg ongegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen de herziening van de maatwerkvoorziening Hulp bij het Huishouden, die op 20 januari 2022 was vastgesteld. Het college had de eerder toegekende maatwerkvoorziening van zes uur per week, die eiser tot 10 oktober 2021 ontving, herzien naar 215 minuten per week. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder de claim dat het college ten onrechte het verzoek om meer uren aan huishoudelijke hulp had afgewezen. Eiser, die lijdt aan aangeboren hemiplegie en andere fysieke beperkingen, stelde dat de toegewezen tijd onvoldoende was om aan zijn behoeften te voldoen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de maatwerkvoorziening op goede gronden heeft vastgesteld, gebaseerd op objectieve en onafhankelijke onderzoeken. De rechtbank concludeert dat de toegewezen 215 minuten per week aan huishoudelijke hulp in overeenstemming is met het huidige beleid en dat er geen reden is om af te wijken van deze toekenning. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser, dat het gemeentelijke beleid niet redelijk is, verworpen wegens onvoldoende feitelijke onderbouwing. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van individuele omstandigheden bij de toekenning van maatwerkvoorzieningen en bevestigt dat het college altijd een onderzoek moet doen naar relevante feiten en omstandigheden. De rechtbank heeft de beslissing van het college om de maatwerkvoorziening te herzien in stand gehouden, en eiser krijgt geen griffierecht of vergoeding van proceskosten terug.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1174 WMO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (college)

(gemachtigde: mr. N.C.J.P. Melsen).

Inleiding

1.1
Namens eiser is beroep ingesteld tegen het besluit van 20 januari 2022 (bestreden besluit). In het bestreden besluit heeft het college de bij besluit van 8 oktober 2021 (primaire besluit) toegekende maatwerkvoorziening Hulp bij het Huishouden (maatwerkvoorziening) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) herzien. Met ingang van 11 oktober 2021 bedraagt de totale omvang van de maatwerkvoorziening 215 minuten (3 uur en 35 minuten) per week.
1.2
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en een vervangend gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geschil
2. De rechtbank beoordeelt of het college aan eiser op goede gronden per
11 oktober 2021 215 minuten per week aan huishoudelijke hulp heeft toegekend. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Het beroep
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden. Het college heeft eiser vanaf 1 januari 2020 tot 10 oktober 2021 Hulp aan Huis voor zes uur per week toegekend. Eiser heeft op 6 september 2021 een melding gedaan om de indicatie te laten verlengen. Op 7 september 2021 heeft een telefonisch keukentafelgesprek plaatsgevonden en heeft het college een plan van aanpak opgesteld. Eiser heeft alleen op het leefgebied “wonen” een hulpvraag. Eiser leidt aan aangeboren hemiplegie, waardoor er sprake is van spasticiteit en een halfzijdige verlamming. Daarnaast heeft eiser in 2015 zijn heup gebroken. Hij is toen geopereerd en heeft een nieuwe heupkop gekregen. Sindsdien is eiser, om zich voort te bewegen, aangewezen op een hoge rollator met armsteunen. Eiser heeft een beperking in de fijne motoriek, kan niet boven het hoofd werken, bukken, kracht zetten of zware dingen tillen. Er zijn evenwichtsproblemen. Eten en drinken lukt eiser zonder te knoeien en de persoonlijke verzorging doet hij zelf. Door zijn fysieke beperkingen is hij niet in staat om (zware) huishoudelijke taken en de was te doen.
Het college heeft eiser in het primaire besluit vanaf 11 oktober 2021 tot en met
30 september 2026 de maatwerkvoorziening toegekend. De maatwerkvoorziening bestaat uit drie onderdelen, namelijk het onderdeel “Schoon en leefbaar huis” voor gemiddeld 125 minuten per week, het onderdeel “Wasverzorging 1 persoon” voor gemiddeld 35 minuten per week en het onderdeel “Extra inzet” voor gemiddeld 25 minuten per week [1] . In totaal omvat de toegekende maatwerkvoorziening gemiddeld 185 minuten per week. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In het bestreden besluit heeft het college het primaire besluit herzien door een extra onderdeel toe te kennen, namelijk “Extra inzet schoonmaak vloer” voor gemiddeld 30 minuten per week. De vloer wordt namelijk extra vies door het gebruik van de rollator zowel binnen als buiten. Inclusief de extra tijd voor de vloer heeft het college in het bestreden besluit een maatwerkvoorziening van gemiddeld 215 minuten per week toegekend.
Heeft het college op goede gronden besloten om eiser vanaf 11 oktober 2021 tot en met
30 september 2026 gemiddeld 215 minuten per week aan huishoudelijke hulp toe te kennen?
6. Eiser voert aan dat het college ten onrechte het verzoek om meer uren aan huishoudelijke hulp heeft afgewezen. Het toegepaste gemeentelijke beleid is niet redelijk. De basismodule schiet tekort en de in bezwaar extra toegekende tijd is onvoldoende om tot een adequate maatwerkvoorziening te komen. Eiser verzoekt om toekenning van huishoudelijke hulp in dezelfde omvang als tot 10 oktober 2021 was toegekend, namelijk zes uur per week.
6.1
Het college stelt zich op het standpunt dat uit de jurisprudentie volgt dat het gehanteerde normenkader is gebaseerd op objectieve en onafhankelijke onderzoeken en daarmee als onafhankelijk, objectief en deugdelijk kan worden aangemerkt. Het college heeft tevens de onderzoeksresultaten, waarop het beleid is gebaseerd, ingebracht. Niet is gebleken dat de toegekende maatwerkvoorziening voor eiser onvoldoende adequaat is.
6.2
Enkel in geschil is de omvang van het aantal uren toe te kennen huishoudelijke ondersteuning. Partijen zijn het erover eens dat eiser nauwelijks in staat is een bijdrage te leveren en dat zijn eigen netwerk beperkt is. De toe te kennen maatwerkvoorziening is nader uitgewerkt in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2022 (Verordening). Op grond van artikel 4.5, eerste lid, van de Verordening richt de maatwerkvoorziening zich op een of meerdere van de in artikel 4.5 van de Verordening genoemde resultaten [2] . De maatwerkvoorziening is dus resultaatgericht. De maatwerkvoorziening is verder nader uitgewerkt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2022 (Besluit) en de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2022 (Beleidsregels).
Uit de uitspraak van 18 mei 2016 [3] van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat – bij resultaatgericht indiceren – de werkwijze van toekenning van hulp bij het huishouden een duidelijke maatstaf moet bevatten. Er moet inzicht worden geboden in de vraag op welke concrete wijze invulling wordt gegeven aan het bereiken van een schoon en leefbaar huis en hoe met de te behalen resultaten een als compensatie te kwalificeren resultaat van hulp bij het huishouden kan worden verkregen. De te hanteren maatstaven voor een schoon en leefbaar huis moeten berusten op objectief, door onafhankelijke, geen belang bij de uitkomst hebbende, derden te verrichten onderzoek [4] . Daarbij moet inzicht worden verkregen in welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke concrete activiteiten daarvoor verricht moeten worden, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden om te kunnen spreken van een schone en leefbare woning.
6.3
De toegekende maatwerkvoorziening is gebaseerd op het rapport van Bureau HHM (HHM) van juni 2019. Dat rapport is een vervolg op het normenkader dat in 2016 is opgesteld door HHM en KPMG. De achtergrond van dit rapport is terug te voeren op de in overweging 6.2 aangehaalde jurisprudentie van de CRvB. Op basis van empirisch onderzoek naar normtijden, de objectieve en onafhankelijke onderbouwing hiervan – in samenwerking met KPMG en HHM – en toetsing binnen een groot aantal gemeenten is een normenkader tot stand gekomen dat voor alle gemeenten bruikbaar is voor de inrichting van de maatwerkvoorziening. De CRvB heeft in de uitspraak van 10 december 2018 [5] het hiervoor bedoelde normenkader als voldoende objectief en deugdelijk aangemerkt. Dat betekent dat gemeenten de normtijden hierop mogen baseren. De rechtbank stelt vast dat het gevoerde beleid uit de Verordening in overeenstemming is met de door het college ingediende onderzoeksresultaten van HHM. De tot 11 oktober 2021 geldende voorziening was gebaseerd op oud beleid. Inmiddels is het beleid gewijzigd. De in het bestreden besluit toegekende voorziening is in lijn met het huidige beleid en er is dan ook geen ruimte voor toepassing van het oude beleid. De beroepsgrond, dat het gemeentelijke beleid niet redelijk is en dat de basismodule tekortschiet, slaagt niet wegens onvoldoende feitelijke onderbouwing daarvan.
6.4
Overweging 6.3 neemt niet weg dat in de hiervoor aangehaalde uitspraken van de CRvB ook staat dat het college altijd een onderzoek moet doen naar alle relevante individuele feiten en omstandigheden. Als dit onderzoek uitwijst dat toepassing van de urennorm niet leidt tot een passende bijdrage in de zelfredzaamheid en participatie, zal het college van die urennorm moeten afwijken. Bovendien moet het college meer uren geven als het onderzoek uitwijst dat er bijzondere omstandigheden zijn waarmee in de urennorm geen of onvoldoende rekening is gehouden; daarbij kan gedacht worden aan een medische noodzaak om een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden te realiseren [6] .
Naar aanleiding van hetgeen in bezwaar is aangevoerd, heeft het college eiser 30 minuten per week extra toegekend voor het schoonmaken van de vloer. Aan eiser was al 15 minuten per week extra toegekend voor het schoonmaken van het toilet. Deze tijd komt bovenop de tijd die al in de basismodule hiervoor opgenomen is. De rechtbank ziet geen aanleiding om de toegekende 215 minuten per week aan huishoudelijke hulp voor onjuist te houden. Eiser heeft niet op concrete, verifieerbare wijze aannemelijk gemaakt dat deze omvang in zijn situatie niet volstaat. De enkele verwijzing naar het verschil met het toegekende aantal minuten per week aan huishoudelijke hulp op basis van het reeds vervallen beleid, is daarvoor onvoldoende [7] . Ook deze beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de per 11 oktober 2021 toegekende maatwerkvoorziening van 215 minuten per week aan huishoudelijke hulp in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 december 2022 door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:2:
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo)
Artikel 2.1.2, eerste lid:
De gemeenteraad stelt periodiek een plan vast met betrekking tot het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 2.1.3, eerste lid:
De gemeenteraad stelt bij verordening de regels vast die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen.
Artikel 2.3.1:
Het college draagt er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.2, eerste lid:
Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan (…), zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.
Artikel 2.3.5, derde lid:
Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. (…)
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2022 (Verordening)
Artikel 2.3, eerste en tweede lid:
1. Het college zorgt voor schriftelijk verslaglegging van het onderzoek.
2. Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de client een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.
Artikel 4.1, eerste lid:
Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.
Artikel 4.5, eerste en vijfde lid:
1. Bij de toekenning van ondersteuning bij het huishouden in de vorm van een maatwerkvoorziening richt het college zich op een of meerdere van de volgende resultaten:
a. het schoon en leefbaar houden van de woning;
b. het beschikken over schone en draagbare kleding.
5. Het college stelt nadere regels.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2022 (Besluit)
Artikel 4.2:
De maatwerkvoorziening Hulp bij het Huishouden gaat uit van een modulair systeem met drie onderdelen:
  • Basisuren voor een schoon en leefbaar huis
  • Aanvullende uren voor wasverzorging
  • Aanvullende uren schoon en leefbaar huis
Voor het bepalen van het aantal benodigde uren/minuten voor Hulp aan Huis wordt gebruik gemaakt van het blokkenschema zoals opgenomen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg.
In de beschikking wordt het gemiddeld aantal uren/minuten per week opgenomen.

Voetnoten

1.Het onderdeel “Extra inzet” bestaat uit gemiddeld 15 minuten per week voor het extra schoonmaken van het toilet en voor gemiddeld 10 minuten per week extra voor het schoonmaken van twee kamers boven.
2.Het schoon en leefbaar houden van de woning en het beschikken over schone en draagbare kleding.
3.CRvB 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1491.
4.CRvB 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1402.
5.CRvB 10 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3835.
6.Rechtbank Noord-Nederland 4 mei 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1457.
7.CRvB 14 september 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2050.