ECLI:NL:CRVB:2022:2050

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
21/1229 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omvang van ondersteuning bij wasverzorging op basis van het CIZ-protocol

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellante, geboren in 1941, heeft beperkingen bij het doen van het huishouden en ontving op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede had de ondersteuning voor wasverzorging vastgesteld op twee uur per week, wat appellante onvoldoende achtte. Ze stelde dat ze vier uur per week nodig had, gezien haar medische situatie en het aantal wasbeurten dat ze wekelijks had.

De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het college de normtijden uit het CIZ-protocol correct had toegepast. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat appellante niet voldoende had aangetoond dat de toegewezen tijd voor wasverzorging niet voldeed aan haar behoeften. De Raad concludeerde dat de toekenning van twee uur per week voor wasverzorging terecht was, gezien de omstandigheden en de toepassing van het CIZ-protocol. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve onderbouwing bij het aanvragen van zorg en ondersteuning.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

21 1229 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 2 maart 2021, 20/341 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Enschede (college)
Datum uitspraak: 14 september 2022

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R.C.A. van Niftrik, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2022. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Niftrik. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door I. Lungu.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1941, ondervindt beperkingen bij het doen van het huishouden. Bij besluit van 9 april 2019, gehandhaafd na bezwaar bij besluit van 6 januari 2020 (bestreden besluit), heeft het college op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 aan appellante met ingang van 18 maart 2019 voor onbepaalde tijd een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden verstrekt van zeven uur en 30 minuten per week, waarvan twee uur bedoeld is voor de wasverzorging. Er is rekening gehouden met meer wasgoed omdat appellante extra knoeit als gevolg van een beperkte hand-/armfunctie en omdat appellante overmatig transpireert. Naast de gebruikelijke 60 minuten ontvangt appellante tweemaal 30 minuten extra voor de wasverzorging. Het college heeft de omvang van de maatwerkvoorziening gebaseerd op de normtijden uit het CIZprotocol Huishoudelijke Verzorging (CIZprotocol).
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft – samengevat – het volgende overwogen. Tussen partijen is niet in geschil dat appellante aanspraak maakt op een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden. Alleen in geschil is de omvang van de ondersteuning bij de wasverzorging. Er is geen aanleiding om de toekenning van twee uur per week voor de wasverzorging voor onjuist te houden. Het college heeft de normtijden van het CIZprotocol toegepast en er rekening mee gehouden dat appellante extra was heeft als gevolg van haar beperkte hand-/armfunctie en haar transpireren. Appellante heeft haar standpunt dat de ondersteuning bij de wasverzorging onvoldoende is niet met (medische) gegevens onderbouwd.
3.1.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante heeft herhaald dat twee uur per week ondersteuning bij de wasverzorging onvoldoende is. Uitgaande van de normtijden van het CIZprotocol is vier uur per week, of op zijn minst twee uur en 30 minuten per week nodig. Appellante heeft wekelijks minstens vijf wasbeurten. Eén voor het beddengoed. Twee voor de witte was en twee voor de bonte was.
3.2.
Het college heeft in verweer bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het geschil in hoger beroep is beperkt tot de vraag of het college de omvang van de ondersteuning bij de wasverzorging met toepassing van het CIZprotocol terecht heeft bepaald op twee uur per week.
4.2.
Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanleiding is om de verstrekking van twee uur per week huishoudelijke ondersteuning voor de wasverzorging voor onjuist te houden. Uitgaande van de normtijden van het CIZprotocol komt appellante in beginsel in aanmerking voor 60 minuten per week voor de wasverzorging. Het college heeft dit in lijn met het CIZprotocol opgehoogd met tweemaal 30 minuten per week in verband met de extra was die appellante heeft als gevolg van haar medische aandoeningen. Appellante heeft niet op concrete, verifieerbare wijze aannemelijk gemaakt dat deze omvang in haar situatie niet volstaat. De stelling dat appellante wekelijks minstens vijf wasbeurten heeft en de enkele verwijzing naar een mededeling van een medewerker van de gemeente tijdens een huisbezoek in 2018 op welk moment nog ondersteuning naar een lagere omvang aan appellante werd verstrekt, is hiervoor onvoldoende.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalenvan Bekkum als voorzitter en J. Brand en D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van E.J. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2022.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) E.J. van der Veldt