Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
- De uitspraak van de inspecteur van 19 november 2021 op het bezwaar van belanghebbende tegen de verzonden rekening motorrijtuigenbelasting met kenmerk [aanslagnummer 2] .
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst over de niet-ontvankelijkheid van bezwaren tegen motorrijtuigenbelasting (MRB). De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen drie onbetaalde rekeningen voor MRB, maar de inspecteur verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor de tijdige betaling van de MRB en dat een rekening MRB geen voor bezwaar vatbare beschikking is. De rechtbank oordeelde dat er geen rechtsbescherming ontbreekt, aangezien de belanghebbende bezwaar kan maken tegen de voldoening op aangifte of tegen een naheffingsaanslag. De rechtbank heeft ook de stelling van de belanghebbende dat er een schending is van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verworpen, omdat de belanghebbende niet voldoende relevante feiten heeft gesteld die de toepassing van het Unierecht rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat er geen aanleiding is voor een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De rechtbank heeft ook het verzoek om een rentevergoeding en de stelling over het griffierecht afgewezen. Tot slot heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om prejudiciële vragen te stellen aan de Unierechter. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.