Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
4.Conclusie en gevolgen
5.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 oktober 2022, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep gaat tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De kern van het geschil betreft de vraag of de vrijstelling van overdrachtsbelasting, zoals vastgelegd in artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel b van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR), van toepassing is op de verkrijging van aandelen door een rechtspersoon van een andere rechtspersoon. De rechtbank oordeelt dat de stelling van de belanghebbende, dat door de rechtspersonen heen gekeken moet worden, geen steun vindt in het recht. De rechtbank concludeert dat de vrijstelling niet van toepassing is, omdat rechtspersonen niet tot de kring van subjecten behoren die in aanmerking komen voor deze vrijstelling. De rechtbank wijst erop dat de relevante wetgeving en eerdere jurisprudentie niet de mogelijkheid bieden om de kring van subjecten ruimer op te vatten dan de wet voorschrijft. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de belanghebbende terecht overdrachtsbelasting heeft voldaan op aangifte. De belanghebbende krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten.