ECLI:NL:HR:2011:BQ7580
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Vrijstelling van overdrachtsbelasting bij verkrijging van aandelen in onroerendezaaklichamen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij de verkrijging van aandelen in een onroerendezaaklichaam. De belanghebbende, X B.V., had op 7 september 2007 aandelen verkregen in E B.V., waarvan de activa voornamelijk bestonden uit onbebouwde grond die als bouwterrein werd aangemerkt. De belanghebbende had ter zake van deze verkrijging overdrachtsbelasting voldaan, maar verzocht om teruggaaf op basis van de vrijstelling in artikel 15, lid 1, aanhef en letter a, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wet BRV). De Inspecteur had het verzoek om teruggaaf afgewezen, wat leidde tot een procedure bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de vrijstelling niet van toepassing was. De Hoge Raad stelde vast dat de verkrijging van aandelen in een onroerendezaaklichaam, waarvan de bezittingen bestaan uit nieuwe, ongebruikte onroerende zaken in de bouw- en handelsfase, vrijgesteld is van overdrachtsbelasting. Dit oordeel is in lijn met de parlementaire geschiedenis van de wetgeving, die beoogt cumulatie van omzetbelasting en overdrachtsbelasting te voorkomen.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak van de Inspecteur, en verleende aan de belanghebbende teruggaaf van € 162.000 aan overdrachtsbelasting. Tevens werd de Staat veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan de zijde van de belanghebbende. Dit arrest benadrukt de reikwijdte van de vrijstelling van overdrachtsbelasting en de voorwaarden waaronder deze van toepassing is.