ECLI:NL:GHDHA:2021:883
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake overdrachtsbelasting en toepassing bedrijfsopvolgingsfaciliteit
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 augustus 2020, waarin het beroep van belanghebbende ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de vraag of de bedrijfsopvolgingsfaciliteit van toepassing is op de verkrijging van een appartementsrecht, dat door belanghebbende is aangeschaft voor € 718.000, en waarvoor € 43.080 aan overdrachtsbelasting is voldaan. De Inspecteur van de Belastingdienst had het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de vrijstelling van overdrachtsbelasting niet van toepassing was, omdat de overdrager en de verkrijger geen natuurlijke personen zijn zoals bedoeld in de wet.
In hoger beroep heeft belanghebbende betoogd dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit wel degelijk van toepassing is, omdat de onderneming van de schoonvader geleidelijk is overgegaan naar belanghebbende. De Inspecteur heeft echter gesteld dat niet aan de voorwaarden voor de vrijstelling wordt voldaan. Het hof heeft de zaak op 1 april 2021 ter zitting behandeld, waarbij beide partijen aanwezig waren. Het hof oordeelt dat de vrijstelling niet van toepassing is, omdat de tekst van de wet geen ruimte biedt voor een rechtsvormneutrale uitleg. De vrijstelling is bedoeld voor overdrachten binnen de familiesfeer tussen natuurlijke personen, en niet voor rechtspersonen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er wordt geen proceskostenvergoeding of griffierecht toegewezen.