In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 oktober 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had bij beschikking belastingrente vergoed over een belastingteruggaaf inzake de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm). Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat de inspecteur meerdere pogingen heeft ondernomen om belanghebbende te horen, maar dat belanghebbende niet is verschenen. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur ervan uit mocht gaan dat belanghebbende afzag van zijn recht om te worden gehoord.
Daarnaast wordt de hoogte van de belastingrentevergoeding beoordeeld. De inspecteur heeft ter zitting toegelicht dat er € 2 rente is betaald als gevolg van de teruggaaf bij uitspraak op bezwaar, maar dat er in totaal € 27 rente is vergoed, wat meer is dan de rente die op grond van de wet verschuldigd zou zijn. De rechtbank concludeert dat de inspecteur geen hogere rentevergoeding verschuldigd is dan vastgesteld in de rentebeschikking.
Verder wordt het verzoek van belanghebbende om immateriële schadevergoeding (ISV) afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat er geen sprake is van spanning of frustratie door de lange duur van de procedure, gezien het geringe financiële belang. Tot slot wordt het beroep ongegrond verklaard en wordt de rechtbank onbevoegd verklaard om uitspraak te doen over de verzochte invorderingsrentevergoeding.