In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 september 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De zaak betreft de toepassing van het kwarttarief voor motorrijtuigenbelasting (MRB) op een kampeerauto. Belanghebbende, houder van een kampeerauto sinds 6 maart 2020, had een verzoek ingediend voor toepassing van het kwarttarief, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelt de vraag of het kwarttarief moet ingaan vanaf de datum van tenaamstelling van de kampeerauto of vanaf de datum waarop het verzoek door de inspecteur is ontvangen. De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij eerder een verzoek heeft ingediend dan op 3 februari 2021, en dat de inspecteur het kwarttarief terecht heeft toegepast met ingang van 6 december 2020. De rechtbank gaat ook in op het vertrouwensbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, waarbij wordt vastgesteld dat de inspecteur niet verantwoordelijk is voor de vertraging in de verwerking van het verzoek. Uiteindelijk wordt het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, en blijft de beschikking van de inspecteur in stand.