In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 september 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag forensenbelasting 2019 beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Veere had aan belanghebbende, die eigenaar is van een gemeubileerd appartement, een aanslag opgelegd voor het jaar 2019. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 10 september 2020, waarbij het bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 3 augustus 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
Belanghebbende, die niet in de gemeente Veere woont, stelt dat zij de woning in 2019 minder dan 90 dagen heeft gebruikt en dat de heffingsambtenaar ten onrechte forensenbelasting heeft geheven. De heffingsambtenaar daarentegen voert aan dat de woning in 2019 voor 96 dagen werd verhuurd, wat betekent dat belanghebbende de woning meer dan 90 dagen voor zichzelf ter beschikking heeft gehad. De rechtbank overweegt dat volgens de Gemeentewet forensenbelasting kan worden geheven van natuurlijke personen die zonder hoofdverblijf in de gemeente, een gemeubileerde woning voor meer dan 90 dagen beschikbaar houden.
De rechtbank concludeert dat de aanslag forensenbelasting 2019 terecht is opgelegd, omdat belanghebbende de woning in dat jaar meer dan 90 dagen voor eigen gebruik ter beschikking had. De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende af en bepaalt dat zij geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.