ECLI:NL:RBZWB:2022:4065

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
BRE 22_356_tm_358
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 22 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij de belanghebbende, een rechtspersoon uit Middelburg, beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg. De rechtbank heeft de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat de belanghebbende het griffierecht niet volledig en tijdig heeft betaald. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 365,-. De griffier had de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een beroep op betalingsonmacht te onderbouwen, maar dit beroep werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de griffierechtnota correct was verzonden en dat de stelling van de belanghebbende dat de nota niet correct was, niet kon worden gevolgd. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor betalingsonmacht en dat de belanghebbende niet in staat was om het griffierecht te betalen. De rechtbank heeft ook het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat de redelijke behandeltermijn niet was overschreden. De beslissing van de rechtbank was om de beroepen niet-ontvankelijk te verklaren en het verzoek om schadevergoeding af te wijzen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/356 tot en met 22/358

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaken tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 22 december 2021 beroep ingesteld.

Overwegingen

Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn.
Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht eenmaal € 365,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
In verband met het beroep op betalingsonmacht heeft de griffier bij brief 22 maart 2022 de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om het beroep op betalingsonmacht te onderbouwen zowel van belanghebbende zelf als voor iedere bestuurder en aandeelhouder afzonderlijk.
De gemachtigde heeft bij brief van 23 maart 2022 gereageerd en desgevraagd bij brief van 30 maart 2022 informatie verstrekt. De griffier heeft vervolgens het beroep op betalingsonmacht afgewezen. Omdat uit de administratie van de rechtbank blijkt dat er een gedeeltelijke betaling heeft plaatsgevonden heeft de griffier belanghebbende in een aangetekende brief van 13 april 2022 gewezen op de verschuldigdheid van het restant van het griffierecht. De brief vermeldt dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen, indien het griffierecht niet binnen vier weken na dagtekening van de brief is overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgehaald op een afhaallocatie van PostNL.
Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd volledig betaald.
Belanghebbende heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Volgens belanghebbende is er nog steeds niet een geheel en al correct formuleerde griffierechtnota ontvangen.
Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim. De griffierechtnota is conform artikel 6:17 van de Awb terecht verzonden naar de gemachtigde en gelet op de inhoud van de nota is correct uitvoering gegeven aan artikel 8:41, vierde lid, van de Awb [1] . De nota in deze zaak bevat de namen van partijen en het zaaknummer. Dat zaaknummer is samen met de ontvangstbevestiging van het beroep (waarin het aanslagnummer/kenmerk en in dit geval ook de WOZ-objecten zijn vermeld) te herleiden naar de aangevallen uitspraak op bezwaar en daarmee ook naar de WOZ-objecten. De stelling dat de nota niet correct zou zijn kan de rechtbank dan ook niet volgen.
Opmerking verdient daarbij dat het beroep op betalingsonmacht terecht is afgewezen. De rechtbank volgt de lijn van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat rechtspersonen eveneens een beroep kunnen doen op betalingsonmacht [2] . Bij de beoordeling of een rechtspersoon met succes een beroep kan doen op betalingsonmacht, moet niet allen worden beoordeeld of de rechtspersoon inkomen of vermogen heeft waaruit het verschuldigde kan worden voldaan, maar ook of de aandeelhouders en/of bestuurders van de rechtspersoon in staat moeten kunnen worden geacht de financiële middelen te verstrekken om het verschuldigde griffierecht te voldoen [3] . Op basis van de door belanghebbende ingebrachte gegevens kan niet worden vastgesteld dat sprake is van betalingsonmacht. Er is enkel een draagkrachtverklaring ingediend van het kantoor van de gemachtigde. Met deze verklaring kan niet worden geoordeeld dat belanghebbende niet in staat is om het griffierecht te betalen.
De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg verder ook niet is overschreden, wijst de rechtbank het verzoek om immateriëleschadevergoeding af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om immateriëleschadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 22 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26 januari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:764
3.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 februari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:706 en Hoge Raad 27 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2020