In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.384. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, waarbij hij specifieke zorgkosten had opgevoerd, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank behandelt de zaak en concludeert dat de inspecteur de aanslag ten onrechte heeft gehandhaafd. Belanghebbende had in zijn aangifte een belastbaar inkomen van € 3.330 aangegeven en specifieke zorgkosten van € 11.311. De rechtbank oordeelt dat de kosten voor de aanschaf van een elektrisch verstelbaar bedbodem en een airco niet kwalificeren als specifieke zorgkosten volgens de Wet inkomstenbelasting 2001. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur de belastingrente te hoog heeft vastgesteld en dat de aanslag moet worden verlaagd naar een belastbaar inkomen van € 9.379.
De rechtbank wijst ook op het verzoek van belanghebbende om verdaging van de zitting, dat werd afgewezen omdat het niet met stukken was onderbouwd. De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet in zijn rechten is geschaad en dat de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat het griffierecht aan belanghebbende moet worden vergoed.