ECLI:NL:RBZWB:2022:3476
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een verzoek tot teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) na export
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. Belanghebbende had op 22 augustus 2019 een verzoek tot teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) ingediend wegens export, maar dit verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur volgde deze beslissing en verklaarde het bezwaar van belanghebbende eveneens niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Belanghebbende had de heer A.F.M.J. Verhoeven gemachtigd, maar de rechtbank concludeert dat de indiening van het bezwaar door mevrouw L. Imants niet rechtsgeldig was, omdat zij niet bevoegd was om het bezwaar in te dienen. De rechtbank wijst erop dat de volmacht aan Verhoeven niet impliceert dat hij iemand anders kan aanwijzen zonder expliciete toestemming van belanghebbende. Het tweede bezwaarschrift, dat te laat was ingediend, werd ook niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank concludeert dat de inspecteur terecht heeft afgezien van het horen van belanghebbende, omdat het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank wijst ook de verzoeken van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade en om teruggaaf van griffierecht af. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de inspecteur.