ECLI:NL:RBZWB:2022:3474
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een verzoek om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) wegens export
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. Belanghebbende had op 4 december 2018 een verzoek tot teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) ingediend wegens export, maar dit verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur had het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 3 juni 2022 waren de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur aanwezig.
De rechtbank behandelt ook een wrakingsverzoek van de gemachtigde van belanghebbende, dat werd afgewezen. De rechtbank concludeert dat het verzoek om teruggaaf van Bpm terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het verzoek niet binnen de vereiste termijn van dertien weken na beëindiging van de registratie van de auto was ingediend. De rechtbank verwerpt het standpunt van belanghebbende dat het Unierecht van toepassing is en stelt vast dat de inspecteur ambtshalve een teruggaaf heeft verleend voor het volledige bedrag, omdat de registratie in Polen binnen de termijn heeft plaatsgevonden.
De rechtbank oordeelt dat de klachten van belanghebbende over de heffing van Bpm en het griffierecht ongegrond zijn. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en belanghebbende krijgt geen terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.