Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
3.Proceskostenvergoeding
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag Bpm. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd ter zake van de registratie van zijn motorrijtuig. De inspecteur had de naheffingsaanslag vastgesteld op € 5.752, maar na bezwaar was dit bedrag verlaagd naar € 5.229. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de inspecteur de Bpm terecht had vastgesteld op basis van een taxatierapport. De rechtbank oordeelde dat de hertaxateur voldoende onafhankelijk was en dat de belanghebbende niet kon aantonen dat er sprake was van schade die de handelsinkoopwaarde van het voertuig zou beïnvloeden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de belanghebbende recht had op een schadevergoeding van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 541 en gelast dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 181 aan hem wordt vergoed.