Uitspraak
Zaaknummer: C/02/384053 / FA RK 21-1560 (afwikkeling huwelijkse voorwaarden)
2.De feiten
3.De verzoeken
- te bepalen dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud dient te voldoen een bedrag van € 6.000,-- per maand, dan wel een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
- te bepalen dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de echtelijke woning gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking voort te zetten en, voor zover nodig, de man te bevelen de woning uiterlijk op de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand te verlaten en niet verder te betreden;
- de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden vast te stellen overeenkomstig een nog nader door de vrouw in het geding te brengen concreet voorstel met veroordeling van de man aan de vrouw een nader te bepalen bedrag te voldoen;
- de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw van een bedrag ad € 35.291,-- uit hoofde van de tussen hen getekende overeenkomst d.d. 18 oktober 2018, te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf de datum van indiening van het onderhavig verzoekschrift bij de rechtbank.
4.De beoordeling
Algehele uitsluitingArtikel 1:
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
De echtgenoten verplichten zich over elk kalenderjaar hetgeen van hun netto-inkomsten uit arbeid in de zin van artikel 5, onder aftrek van hetgeen daarvan is besteed voor de gemeenschappelijke huishouding, overblijft onderling te verrekenen in die zin, dat de ene echtgenoot een vordering verkrijgt op de andere echtgenoot ten bedrage van de helft van het aan diens zijde overblijvende als hiervoor bedoeld.
Indien de echtgenoten over en weer een vordering op elkaar krijgen worden de vorderingen verrekend tot het bedrag van de kleinste vordering.
Indien aan een echtgenoot langs andere weg iets ten goede komt of is gekomen van het overblijvende van de netto-inkomsten uit arbeid van de andere echtgenoot, wordt zijn vordering dienovereenkomstig verminderd.
Artikel 8a:
Indien een echtgenoot inkomsten uit arbeid heeft uit hoofde van zijn werkkring bij een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal in welke vennootschap die echtgenoot (voor méér dan de helft) middellijk of onmiddellijk aandeelhouder is, zal ter berekening van de gezamenlijke inkomsten hiervoor bedoeld moeten worden bijgeteld de winst ‒na aftrek van de vennootschapsbelasting‒ van die vennootschap voor zover aan de betreffende aandelen toe te rekenen.
(…)
2. Bij het einde van het huwelijk
door echtscheiding alsmede bij scheiding van tafel en bedzullen de echtgenoten met elkaar afrekenen alsof zij in algehele gemeenschap van goederen gehuwd waren, met inachtneming van hetgeen hiervoor is bepaald ten aanzien van de pensioenrechten. Buiten de afrekening blijven echter alle aanbrengsten ten huwelijk, al wat krachtens erfrecht door schenking is verkregen, de opbrengst van een en ander en wat voor een en ander in de plaats is gekomen, alsmede wat klaarblijkelijk onverteerd is gebleven van hetgeen op grond van de jaarlijkse afrekening werd verkregen.
(…)”
- Wat is de waarde van de aandelen van de man in de [bedrijf] in het economisch verkeer ten tijde van de peildatum 9 april 2020.
- Kunt u zich op grond van de verstrekte informatie een oordeel vormen over de meest gerede waarderingsmethode en zo ja, voor welke waarderingsmethode hebt u gekozen en waarom.
- Zijn er binnen de onderneming voldoende middelen aanwezig om het aandeel van de vrouw uit hoofde van haar aanspraken (helft van de waarde) te voldoen zonder dat de continuïteit van de onderneming daarmee in gevaar komt.
- Zo niet, welk bedrag kan de man jaarlijks aan de onderneming onttrekken zonder dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt.
- Geeft het door u uitgevoerde onderzoek aanleiding tot het maken van opmerkingen. Zo ja, welke?
familiekamerrol van dinsdag 3 mei 2022verwijzen en partijen in de gelegenheid stellen zich uiterlijk die datum uit te laten over de voorgestelde deskundige, de voorgestelde vraagpunten en eventuele andere door hen gewenste vraagpunten alsmede over de daaraan verbonden kosten.
familiekamerrol van dinsdag 3 mei 2022voor reactie van partijen omtrent de voorgestelde deskundige, de aan hem te stellen vragen en de daaraan verbonden kosten.
5.De beslissing
familiekamerrol van dinsdag 3 mei 2022en stelt partijen in de gelegenheid zich dan uit te laten over de door de rechtbank voorgestelde deskundige, de voorgestelde vraagpunten en eventuele andere door hen gewenste vragen alsmede over de daaraan verbonden kosten;