Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
- De aanvullende motivering door belanghebbende bij brief van 1 november 2020;
- De brief van de rechtbank van 20 mei 2021 met een beslissing op het verzoek een getuige te horen;
- Het overleggen van stukken door de inspecteur op 28 oktober 2021 op verzoek van de rechtbank;
- Een nadere reactie op het verweerschrift door belanghebbende bij brief van 5 november 2021;
- De pleitnota van de inspecteur, toegestuurd op 4 november 2021;
- De pleitnota van belanghebbende, toegestuurd op 15 november 2021.
2.Feiten
- navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2012 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 201.747 en de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 14.750 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .H.27.01) (BRE 19/4139);
- navorderingsaanslag Zvw over het jaar 2012 naar een bijdrage-inkomen van € 50.064 en de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 390 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .W.27.01.4) (BRE 19/4140);
- navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2013 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 245.664 en de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 14.733 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .H.37.01) (BRE 19/4141);
- navorderingsaanslag Zvw over het jaar 2013 naar een bijdrage-inkomen van € 50.853 en de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 354 (aanslagnummer: [aanslagnummer] .W.37.01.4)(BRE 19/4143);
- aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 210.079 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.46.01) (BRE 19/4906);
- aanslag Zvw over het jaar 2014 naar een bijdrage-inkomen van € 51.414 (aanslagnummer [aanslagnummer] .W.46.01.4) (BRE 19/4907).
3.Geschil
4.Overwegingen
geensprake is van inkomen dat voortkomt uit afroming van winsten van de coffeeshops. Het subsidiaire standpunt gaat uit van de eigen verklaring van belanghebbende dat de in de bijlage, onderdeel 1.30 vermelde contante stortingen afkomstig zijn uit niet eerder bij de Belastingdienst aangegeven inkomsten die niet afkomstig zijn van de coffeeshops.
- belanghebbende is in de onderhavige jaren aandeelhouder in [SA 4] en daarmee indirect aandeelhouder van de coffeeshops;
- bij de coffeeshops is winst afgeroomd;
- de daarmee onttrokken gelden zijn (voor de helft) toegekomen aan belanghebbende als inkomen in de aandeelhouderssfeer (hierna: het afroominkomen).
getrokken uittot een aanmerkelijk belang behorende
aandelen” (
curs.Rb). [8] Belanghebbende heeft – gelet op de uitgangspunten van overweging 4.4 – geen aandelen in de coffeeshops, maar aandelen (in vennootschappen die aandelen houden) in [SA 4] . Belanghebbende trekt het voordeel – het afroominkomen – uit die aandelen. Het andersluidende betoog van de inspecteur zou bovendien meebrengen dat een verschil in behandeling zou ontstaan tussen enerzijds een verkapte winstuitkering en anderzijds een voordeel dat belanghebbende toekomt in de vorm van een reguliere dividenduitkering van de coffeeshops.
geensprake is van – kort gezegd – afroominkomen. De verscheidene (proces)verzoeken van belanghebbende behoeven geen behandeling.
5.Verzoek om immateriëleschadevergoeding (ISV)
6.Proceskosten
7.Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de aan belanghebbende opgelegde (navorderings)aanslagen en daarbij opgelegde rentebeschikkingen;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.652;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 348;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 6.499,50;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 94 aan
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
(hierna: [A] ) is de broer van [B] . [A] is getrouwd met [Persoon C] (hierna: [C] ).
Op basis van de kasregisters de volledigheid van de omzet kan worden vastgesteld,
Op basis van de het volgen van de geldstromen de besteding (de inkoop) van de ontvangen geldmiddelen volledig kan worden vastgesteld, en dat
Op basis van de geadministreerde goederen-en geldbeweging kan worden vastgesteld dat alhoewel, het door de Belastingdienst geconstateerde manco van het ontbreken van inkoop facturen, de juistheid en volledigheid van de ingekochte cannabisproducten in waarde en kwantiteiten kan worden vastgesteld.