ECLI:NL:RBZWB:2022:1374

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
BRE 20/9339
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betrokkenheid bij het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten in garagebox

Op 18 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 20/9339, waarin de betrokkenheid van de belanghebbende bij het voorhanden hebben van 460.000 onveraccijnsde sigaretten in een garagebox centraal stond. De inspecteur van de Belastingdienst had aan de belanghebbende een naheffingsaanslag accijns opgelegd van € 81.305, welke aanslag door de rechtbank werd gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende, gezien zijn aanwezigheid bij de garagebox, het openen van de roldeur met een sleutel, en zijn betrokkenheid bij het laden en lossen van kartonnen dozen, ten minste betrokken was bij het voorhanden hebben van de sigaretten. Daarnaast werden er in de woning van de belanghebbende ook onveraccijnsde sigaretten aangetroffen, wat de conclusie van de rechtbank versterkte. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en kende hem een schadevergoeding toe van € 3.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn. Tevens werden de proceskosten van de belanghebbende vastgesteld op € 748, en werd de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 178.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/9339
uitspraak van 18 maart 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [plaats 1] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 23 februari 2017 een naheffingsaanslag accijns opgelegd van € 81.305 en bij gelijktijdige beschikking € 7.118 aan belastingrente in rekening gebracht (aanslagnummer [nummer 1] ).
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 september 2020 de naheffingsaanslag en beschikking belastingrente gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen op 3 november 2020 op digitale wijze bij de rechtbank beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 178.
1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2022 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde mr. J.L. Crutzen, verbonden aan Advocatenkantoor Crutzen, te Heerlen, en namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur] .

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
In de periode 1 januari 2013 tot en met 8 juli 2014 heeft de fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (hierna: FIOD) onderzoek verricht naar – onder meer – het opzettelijk voorhanden hebben van sigaretten, die niet overeenkomstig de Wet op de Accijns (hierna: WA) in de heffing zijn betrokken.
2.2.
In het kader van dat onderzoek heeft de FIOD op 8 juli 2014 onder meer de woning van belanghebbende, een loods aan de [straat 1] te [plaats 2] (hierna: de loods) en de garagebox 10, gelegen aan de [straat 2] te [plaats 2] (hierna: garagebox 10), doorzocht. Belanghebbende was tijdens die doorzoekingen aanwezig in de loods. In garagebox 10 zijn 460.000 onveraccijnsde sigaretten met merktekens van Marlboro aangetroffen. In de woning van belanghebbende zijn in totaal 7.260 onveraccijnsde sigaretten aangetroffen, met merktekens van onder andere Airlife, Excellence, Regal, West, MG en Marlboro. Zowel garagebox 10 als de woning van belanghebbende zijn geen accijnsgoederenplaatsen als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de WA.
2.3.
De bevindingen van het voornoemde onderzoek zijn neergelegd in een overzichtsproces-verbaal met nummer [nummer 2] (hierna: het OPV). In het OPV is onder meer het volgende vermeld:
“Waarnemingen/Observaties
Op de opgenomen camerabeelden (AMB-165) is te zien, dat [belanghebbende] en een NN -man (later geïdentificeerd als verdachte [persoon 1] , hierna: [persoon 1] AMB-106) bijna dagelijks, van maandag tot en met vrijdag, tussen 09:00 uur en 10:00 uur het toegangshek en de loods aan de [straat 1] in [plaats 2] openden. Vervolgens ariveerde [persoon 2] tussen 10:00 uur en 11:00 uur. Regelmatig verschenen ook [persoon 3] en [persoon 4] bij de loods. Door de dag heen was te zien dat diverse personen een bezoek brachten aan de loods waarbij goederen verpakt in dozen en of plasticzakken gebracht en of gehaald werden. Aan het eind van de middag vertrok [persoon 2] en tussen 16:00 uur en 17:00 uur vertrokken [belanghebbende] en [persoon 1] , die vervolgens de loods en het toegangshek afsloten.
[…]
2.4.3.1 Verklaring [persoon 4]
[…]
Op 27 november 2014 is [persoon 4] voor een derde maal als verdachte gehoord en
verklaarde desgevraagd onder andere:

"Jullie weten ook wel wie de sigaretten vervoerde. Nogmaals ik noem geen namen."

"Bij Maria's kan het om sigaretten of de vrouw van [persoon 2] gaan. Natuurlijk weet ik dat
het om Marlboro's gaat. Ik ben er dan wel niet zelf bij betrokken, maar ik weet dat
omdat ik dat meekrijg, omdat ik regelmatig in de nabijheid van [persoon 2] verkeer. Ik snap
dan ook dat met bijvoorbeeld met Lange Mouwen L&M's worden bedoeld. Wat ze daar
verder mee doen weet ik niet, daar ben ik niet bij.
[…]
4.2
Bewijsmiddelen
[…]
Documenten:
Een kwitantie nr. 16-10 d.d. 1-7-2014 terzake een bedrag van 270,- betaald door [belanghebbende]
aan [persoon 5] .
Een oranje notitieblaadje met aantekeningen (aangetroffen op de verdachte [belanghebbende]
in pand E).
Een afgescheurd notitieblaadje met de aantekening "118 slof Ton" (aangetroffen op de
verdachte [belanghebbende] in pand E).
Een geel notitieblaadje met op een zijde diverse merknamen van potentiemiddelen en prijzen
vermeld, op de andere zijde de notitie "SNOR" (aangetroffen op de verdachte [belanghebbende]
in pand E).
[…]
4.3.2.2.3 Verklaring getuige [persoon 5] m.b.t het verhuren van de garageboxen 10 en 16
Op woensdag 09 april 2014 om 16:38 uur is het volgende telefoongesprek tussen
[persoon 2] ( [telefoonnummer 1] ) en verdachte [belanghebbende] ( [telefoonnummer 2] )
opgenomen, waarin het volgende wordt gezegd:
(……)
J: Ho…honderdvijftig per maand is hondervijftig per maand. Honderdvijfenzeventig zelfs.
S: Ja, ja.
J: En dat betaal je nu voor dat dat é.. dat hok van jou als je dat andere erbij pakt.
S: Ja.
J: Snapt je?
S: Dat is zeker, dat is zeker.
J. Goedjong.
S: En dan hoefje in dat ene ding, hoefje niks in te zetten dan.
J: Dan blijft dat (onverstaanbaar) [belanghebbende] .
S: Ja.
J: ( onverstaanbaar) honderdvijf en zeventig sparen. En daar moetje het toch betalen.
S: Ja.
(………)
Op donderdag 10 april 2014 om 13:19:45 uur is het volgende telefoongesprek tussen
[persoon 2] ( [telefoonnummer 1] ) en [belanghebbende] ( [telefoonnummer 2] ) opgenomen,
waarin onder andere het volgende wordt gezegd: S: = [belanghebbende] J: = [persoon 2]
(……..)
S: Ja [persoon 2] ?
J: Die huur heb jij die terug gekregen van die jongen?
(onverstaanbaar)
S: Nee nog niet.
J: Nee?
S: Nee.
J: Hoeveel was dat nou? Eén keer of twee keer.
S: Eén keer, honderd vijf en zeventig.
J: Eén keer honderd vijf en zeventig. Goedjong weet ik genoeg.
S: Oké. Is die jongen daar
Op zaterdag 31 mei 2014 om 16:11:30 uur is het volgende telefoongesprek tussen
[persoon 2] ( [telefoonnummer 1] ) en [belanghebbende] ( [telefoonnummer 2] ) opgenomen,
waarin onder andere het volgende wordt gezegd: S: = [belanghebbende] J: = [persoon 2]
belt met [belanghebbende] . Gesprek gaat over de betaling van de huur. [persoon 2] vertelt dat hij
[persoon 6] gesproken heeft en die heeft het gisteren overgeboekt. [belanghebbende] heeft ook een maand
betaald. De discussie is wie welke maand betaald heeft. Volgens [belanghebbende] hebben zij de maand mei betaald en [persoon 6] heeft juni betaald. Volgens betaal je altijd de maand vooruit maar ze hebben het er maandag wel over.
[…]
4.3.2.4.2 Cameraobservatie
Sinds de plaatsing van de camera in de nabijheid van de garagebox 10 is te zien dat [belanghebbende]
( [belanghebbende] ) [belanghebbende] en/of [persoon 1] op verschillende data in de auto van [belanghebbende] of in de auto van [persoon 2] of met auto's van derden aan komen aanrijden, voor de garagebox parkeren en/of behulpzaam en/of zelfstandig actief was of waren bij het
verplaatsen van goederen in of uit de garagebox 10.
Na het in of uitladen van deze goederen reden ze weg en na enkele minuten verschenen ze
weer bij de loods. Ook is te zien dat [persoon 3] nagenoeg dagelijks een of meerdere
malen in zijn Opel Vivaro met het Belgisch kenteken [kenteken 1] (vanaf 5 juni 2014 [kenteken 1]
) komt aanrijden voor de garagebox parkeert en vervolgens goederen in of uitlaad. In
enkele gevallen werd hij hierbij geholpen door [belanghebbende] en/of [persoon 1] .
[…]
4.3.2.4.2a Openen van de garagebox nummer 10 (+ container)
Op de camerabeelden is meerdere malen te zien dat [belanghebbende] en/of [persoon 1]
en/of [persoon 3] een sleutel en/of sleutels in hun hand houden en
daarmee de roldeur van de garagebox nummer 10 openen.
Op 8 juli 2014 is de Dodge Ram Van voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 2] tnv: [belanghebbende] , [adres] [plaats 1] , doorzocht. Tijdens deze
doorzoeking is één sleutelbos, voorzien van een ketting, aangetroffen.
Op 8 juli 2014 is tijdens de doorzoeking van de garagebox 10 vastgesteld dat één sleutel
aan de voornoemde sleutelbos toegang gaf tot de garagebox 10 en dat de andere sleutels
op de hangsloten pasten die bevestigd waren aan de container in de garagebox 10.
[…]
4.3.2.5.1 Telefoongesprekken m.b.t gebruik van code's
[…]
Op dinsdag 27 augustus 2013 om 14:55:54 uur wordt [persoon 2] ( [telefoonnummer 1] )
gebeld door [belanghebbende] ( [telefoonnummer 2] ), er wordt het volgende gezegd:
J = [persoon 2] S = [belanghebbende]
J: Ja
S: Ja [persoon 2] (fon), alleen maar 3, 2, 5 staat er, die 4 zijn allemaal weg. Ik denk dat hij
die vanmorgen weggebracht heeft.
J: Hoeveel staan er totaal, van die ... eh...eh... die lange mouw?
S: Even tellen, 1, 2, 3, 4, 5... 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7.... 5 maal 7 is 35...36, 37, 38, 39, 40, 41,
42...43... nummer 5 en die 3 die ik in de auto heb, dat zijn er 46.
J: Dat zijn ook nummer 5, he?
S: Ja, dus.
J: Dus je hebt er daar helemaal geen meer.
S: Nee, nummer 4h eb ik niet meer hier.
J: Goedjong, dus ander niks erbij.
S: Dus deze meebrengen (fon) of terug.
Hierna heeft [persoon 2] een gesprek met een NN man waarschijnlijk bij hem staat.
J: Alleen maar nummer 5.
NN: (Fluisterend) Hollandse LM....Hollandse LM.
J: Duitse zijn er niet meer, we tellen veertig tot vijftig stuks, dozen staan. Maar
geen Duitse. Maar je kunt Hollandse LM ... dan.
Op dinsdag 27 augustus 2013 om 16:44:33 uur belt [persoon 2] ( [telefoonnummer 1] )
naar [belanghebbende] ( [telefoonnummer 2] ), er wordt het volgende gezegd:
J = [persoon 2] S = [belanghebbende]
J: Hebben wij nog wat nummer 2?
S: Nummer 2, ja die hebben we nog, ja.
J: Hebben wij nog een stuk of tien voor morgen?
S: Ik denk het welja.
J: Of... (onverstaanbaar) geweest
S: En ... eh... zal wel tien ... heeft ... eh... dinge... even kijken, nummer 2... even kijken er
stond nummer 2 en nummer 3 stond er.
J: Ja.
S: Nummer 2 is .. eh .. enne... Nederlands he?
J: Ja.
S: Maria
J: Ja.
S: En 3 is eh....ook Maria, maar dat is ..eh
J: Duitse.
S: Ja
J: Dus die zijn er nog?
S: He?
J: Een stuk of tien
[…]
Op vrijdag 16 augustus 2013 om 14:34:32 uur wordt [persoon 3] ( [telefoonnummer 3] ) gebeld
door [belanghebbende] ( [telefoonnummer 4] ), er wordt het volgende gezegd:
N = [persoon 3] S = [belanghebbende]
S: Zet mij een nummer "l" neer, als je wilt.
Op maandag 2 september 2013 om 11:29:25 uur wordt [persoon 3] ( [telefoonnummer 3] )
gebeld door [belanghebbende] ( [telefoonnummer 4] ), er wordt het volgende gezegd:
(………. )
S: Ja, hé ... ja breng ... eh ... breng je mee, Maria.
N: Hoeveel?
S: Eentje.
M Goed, gewoon Hollands?
S: Ja.
Op dinsdag 10 september 2013 om 10:53:38 uur wordt [persoon 3] ( [telefoonnummer 3] )
gebeld door [belanghebbende] ( [telefoonnummer 4] ), er wordt het volgende gezegd:
( ……….)
S: ook goedemorgen. Hé, ik heb ... eh ...2 lange mouwen er van afgepakt.
N.-Ja?
S: Hè, dan weetje dat.
[…]
Op maandag 7 april 2014 om 16:31 uur belt [persoon 2] ( [telefoonnummer 1] ) naar
[belanghebbende] ( [telefoonnummer 2] ), er wordt het volgende gezegd:
R: Die brandt ook niet zo gauw op.
J. Hm, hm ja.
R: Hoeveel had hij er daar nog van?
J: Uh twintig.
R: Twintig dozen, van wijf doosjes.
J: Ja.
(Stilte)
J: Ook die MG (fon) die wil ik hebben daarvan weet ik dat die goed zijn.
[…]
4.3.2.6 Gebruik van voertuigen
[belanghebbende] en [persoon 1] pendelden nagenoeg dagelijks tussen de garagebox
10 en/of de garagebox 16 en de loods. Ze haalden dan dozen met onveraccijnsde sigaretten
en/of dozen of plastic zakken met merkvervalste kleding.
De [persoon 3] pendelde ook regelmatig tussen de garagebox 10 en de loods. Daarnaast
haalde hij regelmatig dozen met onveraccijnsde sigaretten op bij NN verkopers en bracht deze naar de garagebox 10.
[…]
4.4.3.2.1.4 Videobeelden camera geplaatst bij de garagebox 10
Op de videobeelden is op 21 maart 2014 onder andere waargenomen dat de Opel het terrein oprijdt waar de garagebox nummer 10 is gelegen. Vervolgens is te zien dat de bestuurder de
Opel parkeert ter hoogte van de garagebox nummer 10. De bestuurder en de bijrijder stappen
uit. De Bestuurder wordt herkend als [persoon 3] en de bijrijder als [belanghebbende] . Nadat [belanghebbende] de garagebox heeft geopend rijdt [persoon 3] de Opel achterwaarts in de box. Niet te zien is of er wordt gelost of geladen.
Op de beelden is te zien is dat de ruimte tussen het linker achterwiel en de wielkast
groter wordt. Dit lijkt erop dat er voorwerpen uit de laadruimte zijn geladen waardoor de
laaddruk op de vering minder is geworden.
[…]
4.4.3.6.3 Camerabeelden garagebox 10
Aan de hand van deze camerabeelden is onder andere te zien dat op donderdag 26 juni 2014:
■ omstreeks 14:23:41 uur de Opel Vivaro, met het Belgisch kenteken [kenteken 1] (hierna de
Opel) aankomt bij de garageboxen aan de [straat 2] ;
■ omstreeks 14:24:13 uur de Opel geparkeerd wordt naast garagebox 10. Vervolgens is te zien dat als bijrijder de verdachte [belanghebbende] uitstapt en als bestuurder de [persoon 3]
;
■ omstreeks 14:24:21 uur [belanghebbende] de garagebox opent en dat [persoon 3] en [belanghebbende] samen in totaal 11 dozen vanuit de garagebox laden in de Opel.
Vervolgens wordt de garagebox door [belanghebbende] weer gesloten;
■ Omstreeks 14:28:43 uur vertrekken [persoon 3] en [belanghebbende] met de Opel.
4.4.3.6.4 Vervolg camerabeelden loods
■ omstreeks 14:30:05 uur de Opel achter de Audi bij de loods wordt geparkeerd en [belanghebbende] ( [belanghebbende] ) [belanghebbende] als bijrijder uitstapt en [persoon 3] eveneens in beeld komt;
■ omstreeks 14:30:34 uur [belanghebbende] de loods binnengaat;
■ omstreeks 14:30:40 uur [persoon 7] de loods uitkomt gevolgd door [belanghebbende] ;
■ omstreeks 14:30:42 uur vanuit de Opel minstens 6 dozen door [persoon 3] en [belanghebbende] worden overgeladen in de Audi en dat [belanghebbende] samen met [persoon 7] de dozen met een deken afdekt;
■ omstreeks 14:35:27 [persoon 7] weer uit de loods komt, in zijn Audi stapt en vertrekt.
[…]
4.4.3.10.2.5 Aantal dozen (mastercases) geladen bij de garagebox nummer 10
Hierna is aan de hand van de camerabeelden een overzicht gemaakt van de aantal dozen
(mastercases) die door de verdachten zijn geladen bij de garagebox nummer 10 in de periode
19 maart 2014 tot en met 07 juli 2014.
Het betreft een minimale positie van het aantal dozen (mastercases) gelet op het volgende:
- Door de cameraopstelling en de wijze waarop het vervoermiddel voor de garagebox
nummer 10 geparkeerd werd, is op de camerabeelden maar gedeeltelijk waargenomen
hoeveel goederen er zijn gelost dan wel geladen bij de garagebox nummer 10.
-Het zicht op de activiteiten rond garagebox 10 wordt op momenten gehinderd door
passerende treinen.
De aantallen die wel zijn waargenomen staan in het videojournaal vermeld. Hieronder een
verkort overzicht van de aantallen dozen per verdachte.
Verdachte
Geladen dozen (mastercases)
Aantal sigaretten (minimaal)
[persoon 3]
224 224x50 sloffen x 200 =
2.240.000
[belanghebbende]
275 275x50 sloffen x 200 =
2.750.000
[persoon 1]
18 18x50 sloffen x 200 =
180
Totaal
517
5.170.000
[…]”
2.4.
De inspecteur heeft vervolgens aan belanghebbende een naheffingsaanslag accijns opgelegd voor het voorhanden hebben van de 460.000 onveraccijnsde sigaretten die op 8 juli 2014 zijn aangetroffen in garagebox 10.
2.5.
Naar aanleiding van de bevindingen uit het FIOD-onderzoek is eveneens een strafrechtelijk onderzoek jegens belanghebbende ingesteld. Dat onderzoek is wegens tijdsverloop geseponeerd.

3.Geschil

3.1.
Tussen partijen is in geschil of de inspecteur de naheffingsaanslag accijns terecht aan belanghebbende heeft opgelegd. Meer in het bijzonder is daartoe in geschil of de inspecteur belanghebbende terecht heeft aangemerkt als degene van wie de accijns over de 460.000 in garagebox 10 aangetroffen onveraccijnsde sigaretten kan worden nageheven. Verder is in geschil of de naheffingsaanslag gelet op (de uitkomst van) de strafrechtelijke procedure in stand kan blijven.
3.2.
Belanghebbende beantwoordt voornoemde vragen ontkennend en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur beantwoordt voornoemde vragen bevestigend en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.4. Beoordeling van het geschil

(betrokkenheid bij) voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten

4.1.
Op grond van het eerste lid van artikel 1 van de WA wordt onder de naam accijns belasting geheven van, onder meer, tabaksproducten. Onder tabaksproducten wordt verstaan tot verbruik bereide tabak in de vorm van sigaren, sigaretten en rooktabak (artikel 29 van de WA). Op grond van het tweede lid van artikel 1 van de WA wordt de accijns verschuldigd ter zake van de uitslag tot verbruik van (onder meer) de tabaksproducten.
4.2.
Artikel 2, eerste lid, onder b, van de WA bepaalt, voor zover relevant, dat onder uitslag tot verbruik wordt verstaan:
“b. het voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Unierecht en de nationale wetgeving;”
4.3.
Artikel 51 van de WA, luidt, voor zover van belang, als volgt:
“1. De accijns wordt geheven van:
a. [...]
b. bij toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel b: de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft en enig andere persoon die bij het voorhanden hebben ervan betrokken is;”
4.4.
Artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Richtlijn 2008/118/EG van 16 december 2008, houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (hierna: de Accijnsrichtlijn) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. De tot voldoening van de verschuldigd geworden accijns gehouden persoon is:
[...]
b. met betrekking tot het voorhanden hebben van accijnsgoederen als bedoeld in artikel 7, lid 2, onder b): de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft of enig ander persoon die bij het voorhanden hebben ervan betrokken is;”
4.5.
Verder bepaalt artikel 7, tweede lid, onder b, van de Accijnsrichtlijn:
“2. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder uitslag tot verbruik verstaan:
[…]
b) het voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving;”.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat uit de Accijnsrichtlijn volgt dat met betrekking tot het voorhanden hebben van accijnsgoederen waarvoor geen accijns is geheven, enig ander persoon (dan diegene die de accijnsgoederen voorhanden heeft) die bij het voorhanden hebben daarvan (door een ander) betrokken is, kan worden aangemerkt als de persoon die de verschuldigd geworden accijns moet voldoen. [1]
4.7.
Onder ‘betrokken zijn’ bij het voorhanden hebben van accijnsgoederen waarover geen accijns is geheven, wordt onder meer begrepen het verhandelen van dergelijke accijnsgoederen ten behoeve van degene die de goederen voorhanden heeft. [2]
4.8.
Met betrekking tot de vraag of belanghebbende de 460.000 in garagebox 10 aangetroffen onveraccijnsde sigaretten voorhanden had, dan wel betrokken was bij het voorhanden hebben daarvan, komt de rechtbank tot het volgende.
4.8.1.
Belanghebbende heeft ter zitting bevestigd dat hij garagebox 10 kende en daar ook meermaals is geweest. Verder heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat hij in opdracht van anderen genummerde kartonnen dozen transporteerde van garagebox 10 naar de loods. Die verklaringen vinden steun in het OPV, waarin aan de hand van verschillende camerabeelden in de controleperiode is geconstateerd dat belanghebbende veelvuldig in de loods aanwezig was, met zijn auto meermaals pendelde tussen garagebox 10 en de loods en op beide locaties kartonnen dozen in- en uitlaadde. Gelet op de verklaringen van belanghebbende en de bevindingen zoals opgenomen in het OPV, staat verder vast dat belanghebbende meermaals de roldeur van garagebox 10 heeft geopend met een sleutel en is het aannemelijk geworden hij de maandelijkse huur van garagebox 10 (ten minste) één maal feitelijk aan de verhuurder heeft voldaan.
4.8.2.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij bij de loods aanwezig was om zijn vrienden te zien, daar vervolgens wat klusjes voor hen deed, maar dat hij niet wist dat er op de betreffende locaties onveraccijnsde sigaretten aanwezig waren. Hij stelt in de veronderstelling te zijn geweest dat in de genummerde kartonnen dozen die hij in- en uitlaadde kleding zat. Die verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. Uit de uitwerkingen van de telefoontaps die in het OPV zijn opgenomen volgt dat belanghebbende telefonisch veelvuldig en met verschillende personen sprak over “lange mouwen”, “Maria” en/of producten aanduidde met verschillende cijfers. Belanghebbendes verklaring dat dat zou gaan om t-shirts met lange mouwen en/of verschillende merkkleding acht de rechtbank, gelet op de context van die telefoongesprekken en de overige feiten en omstandigheden, ongeloofwaardig. Daar komt bij dat de heer [persoon 4] en de [persoon 7] blijkens het OPV hebben verklaard dat de betreffende termen bijnamen zijn voor, onder meer, de sigarettenmerken Marlboro en L&M hetgeen de rechtbank gelet op de context ook logisch voorkomt. Tot slot neemt de rechtbank in aanmerking dat ook in de woning van belanghebbende onveraccijnsde sigaretten (7.260 stuks) zijn aangetroffen. Dat, zoals belanghebbende stelt, een huurcontract voor een andere garagebox zou zijn vervalst leidt – wat daar ook van zij – niet tot een andere afweging.
4.9.
Het voorgaande, in samenhang bezien, brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat belanghebbende ten minste betrokken was bij het voorhanden hebben van de 460.000 aangetroffen onveraccijnsde sigaretten in garagebox 10. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag daarom terecht aan belanghebbende opgelegd.
Strafrechtelijke procedure
4.10.
Belanghebbende stelt zich verder op het standpunt dat hij in de met deze procedure samenhangende strafzaak niet is vervolgd en ook niet is gedagvaard. Omdat de naheffingsaanslag op dit strafrechtelijk onderzoek is gebaseerd, mocht de inspecteur geen naheffingsaanslag opleggen, aldus belanghebbende.
4.11.
De rechtbank overweegt dat anders dan belanghebbende kennelijk meent, de belastingrechter bij de beoordeling van een naheffingsaanslag accijns een eigen toetsingskader heeft en in beginsel niet gebonden is aan de procedure bij- of het oordeel van de strafrechter. De belastingrechter dient in dit kader de feiten en het bijgebrachte bewijs zelfstandig vast te stellen en te waarderen. Bovendien geldt dat van een (komend) oordeel van de strafrechter geen sprake is, nu de strafrechtelijke procedure is uitgemond in een beleidssepot. Het gestelde van belanghebbende op dit punt treft geen doel.
Conclusie
4.12.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Dat geldt ook voor zover het beroep betrekking heeft op de belastingrente, waartegen geen afzonderlijke gronden zijn aangevoerd.

5.Vergoeding van immateriële schade

De door belanghebbende gevraagde vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt toegewezen voor € 3.000. Dit bedrag komt geheel voor rekening van de inspecteur. Een en ander is gebaseerd op de uitgangspunten in de jurisprudentie van de Hoge Raad, [3] een redelijke termijn van twee jaar in dit geval, de datum waarop het bezwaarschrift is ontvangen (5 april 2017), de datum van de uitspraak op bezwaar (22 september 2020), en de datum van deze uitspraak.

6.Proceskosten

De rechtbank vindt in de omstandigheid dat het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt gehonoreerd, aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. [4] Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 748 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 0,5).

7.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 3.000;
  • veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 748;
  • gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 178 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, voorzitter, mr. drs. M.H. van Schaik en mr. drs. P.E.C. Vossenberg, rechters, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier, op 18 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl..
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 april 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1623.
2.Hoge Raad van 5 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:169.
3.Hoge Raad van 19 februari 2016, nr. 14/03907, ECLI:NL:HR:2016:252.
4.Vgl. Hoge Raad van 20 maart 2015, nr. 14/01332, ECLI:NL:HR:2015:660.