ECLI:NL:RBZWB:2022:1363

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
BRE-21_1525
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen verrekening van belastingaanslagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de ontvanger van de Belastingdienst. De zaak betreft een bezwaar dat de belanghebbende had ingediend tegen de verrekening van een bedrag van € 1.504,00 van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2020 met een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting. De ontvanger had op 11 januari 2021 het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat er tegen een verrekening geen bezwaar en beroep openstaat. De belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep gericht was tegen de uitspraak op bezwaar en heeft het beroep tegen de rentekwesties niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de fiscale bestuursrechter niet bevoegd is om inhoudelijk te oordelen over beslissingen van de ontvanger op grond van de Invorderingswet 1990. Dit is vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft ook aangegeven dat de mogelijkheid om bezwaar te maken afhankelijk is van de mogelijkheid om beroep in te stellen. Aangezien er geen beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing tot verrekening, kan er ook geen bezwaar worden gemaakt. De rechtbank heeft verder de stelling van de belanghebbende verworpen dat het feit dat niet alle geschillen met een bestuursorgaan voorgelegd kunnen worden aan de bestuursrechter in strijd is met het Unierecht.

Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat de kwestie van de aanslag zelf niet aan de orde is in deze procedure, en dat de uitspraak op bezwaar uitsluitend betrekking heeft op de verrekeningsbeschikking. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch binnen zes weken na de verzenddatum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/1525
uitspraak van 1 april 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de ontvanger van de Belastingdienst,
de ontvanger.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de ontvanger van 11 januari 2021 op het bezwaar van belanghebbende tegen de verrekening van een bedrag ad € 1.504,00 van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2020 met aanslagnummer [aanslagnummer] .H.00.01 met de aanslag motorrijtuigenbelasting 2014 met aanslagnummer [aanslagnummer] .Y.49.0001.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2022 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbendes gemachtigde, [gemachtigde] verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te [plaats], en namens de ontvanger, [verweerder] .

1.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep is gericht tegen de uitspraak op bezwaar;
- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen rentekwesties niet-ontvankelijk.

2.Gronden

2.1.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen een verrekening van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2020 met de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting.
2.2.
Bij uitspraak op bezwaar van 11 januari 2021 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat er tegen een verrekening geen bezwaar en beroep openstaat.
2.3.
Bij brief van 9 februari 2021 komt belanghebbende in beroep tegen deze uitspraak.
2.4.
Ter zitting heeft de gemachtigde de behandelend rechter gewraakt. Dit wrakingsverzoek is gepasseerd gelet op het wrakingsverbod dat aan belanghebbende is toegekend. Voor een uitgebreide motivering waarom de rechtbank in dit geval van oordeel is dat zij het wrakingsverzoek mocht passeren, verwijst de rechtbank naar de motivering van de uitspraak van 29 september 2021 die hier op vergelijkbare wijze van toepassing is. [1]
Verrekening
2.5.
De rechtbank (de fiscale bestuursrechter) is niet bevoegd een inhoudelijke beoordeling te geven. De rechtbank legt dit uit. De (fiscale) bestuursrechter is als uitgangspunt niet bevoegd te oordelen over beslissingen van de ontvanger op grond van de Invorderingswet 1990. Dit volgt uit artikel 8:5 van de Awb en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak die behoort bij de Awb. In dat artikel 1 wordt de Invorderingswet 1990 genoemd. Voor bepaalde besluiten is in de regelgeving een uitzondering gemaakt. De beslissing tot verrekening van bedragen valt niet onder een van de uitzonderingen. Omdat geen beroep bij de (fiscale) bestuursrechter kan worden ingesteld, is het evenmin mogelijk bezwaar te maken. Of bezwaar kan worden gemaakt, is namelijk ervan afhankelijk of beroep kan worden ingesteld (artikel 7:1 van de Awb). Een geschil over verrekening van bedragen kan worden voorgelegd aan de civiele rechter. In een dergelijk geval is er ook geen aanleiding om belanghebbende te horen. Ook de hoorplicht is dus niet geschonden.
2.6.
De rechtbank verwerpt verder de stelling van belanghebbende dat het gegeven dat niet alle geschillen met een bestuursorgaan kunnen worden voorgelegd aan de bestuursrechter in strijd is met het Unierecht. Immers, belanghebbende heeft een mogelijkheid om zijn geschil voor te leggen aan een rechter, ook al zijn de vereisten niet gelijk. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de beantwoording van de vraag of het Unierecht zich tegen de verrekening en de daarbij geldende rechtsbescherming verzet.
2.7.
Belanghebbende heeft daarnaast nog gesteld dat de aanslag ten onrechte aan belanghebbende is opgelegd. Dit is een inhoudelijk geschilpunt ten aanzien van de aanslag. Die kwestie ligt hier niet voor.
Rentekwesties
2.8.
Voor zover belanghebbende stelt in bezwaar en beroep te komen tegen in rekening gebrachte belasting- dan wel invorderingsrente oordeelt de rechtbank het volgende.
2.9.
De uitspraak op bezwaar ziet uitsluitend op de bezwaren tegen de verrekeningsbeschikking zelf en niet op de beschikking belasting- of invorderingsrente. Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende daarnaast een andere uitspraak op bezwaar aan de orde wil stellen. Eventuele klachten die met een eventuele andere uitspraak op bezwaar verband zouden kunnen houden, zijn in deze procedure dus niet aan de orde. Belanghebbendes opvatting die lijkt in te houden dat eventueel te vergoeden invorderings- dan wel belastingrente van rechtswege ontstaat en om die reden in een procedure bij de rechter automatisch aan de orde kan komen op grond van de uitspraak van de Hoge Raad van 28 januari 2022 [2] , berust op een onjuiste lezing van die uitspraak.
Proceskostenvergoeding
2.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 1 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.