ECLI:NL:RBZWB:2022:1032

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
9589909
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst door overgang van onderneming met aanmerkelijke wijziging van arbeidsvoorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn voormalige werkgever, Nature’s Choice B.V., in het kader van een overgang van onderneming. De werknemer, die zijn verzoek indiende, stelde dat zijn arbeidsovereenkomst was beëindigd door toedoen van de werkgever, omdat er sprake was van een aanmerkelijke wijziging van zijn arbeidsvoorwaarden. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd per 31 december 2021, omdat de werknemer ondubbelzinnig had geweigerd om in dienst te treden bij de nieuwe werkgever, Tinti GmbH & Co KG. De kantonrechter wees het verzoek van de werknemer om een vergoeding voor de niet in acht genomen opzegtermijn en een transitievergoeding toe, en kende ook een billijke vergoeding toe vanwege ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De hoogte van de billijke vergoeding werd vastgesteld op € 14.000,00 bruto, rekening houdend met de immateriële schade die de werknemer had ondervonden door het handelen van de werkgever. De kantonrechter wees het verzoek tot veroordeling van de werkgever in de werkelijke proceskosten af, maar veroordeelde Nature’s Choice tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de werknemer. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Bergen op Zoom
zaaknummer: 9589909 AZ 21-55
beschikking d.d. 22 februari 2022
inzake
[werknemer],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
hierna te noemen: [werknemer] ,
gemachtigde: mr. M.C.J. Oonk-Pallandt,
tegen

1.de besloten vennootschap NATURE’S CHOICE B.V.,

gevestigd te Etten-Leur,
verweerster,
hierna te noemen: Nature’s Choice,
2. de vennootschap
TINTI GMBH & CO KG,
gevestigd te Heidelberg (Duitsland),
verweerster,
hierna te noemen: Tinti,
hierna gezamenlijk te noemen in vrouwelijk meervoud: verweersters,
gemachtigde: mr. A.G.M. Wilms.

7.Het verloop van het geding

7.1.
Op 8 februari 2022 heeft de kantonrechter tussenbeschikking gewezen in deze zaak. In de tussenbeschikking heeft de kantonrechter (bindende eind)beslissingen gegeven ten aanzien van een aantal geschilpunten in de hoofdzaak en het verzoek voor een voorlopige voorziening beoordeeld. Samengevat heeft de kantonrechter geoordeeld dat sprake is van een overgang van onderneming per 31 december 2021. Alsmede dat [werknemer] ondubbelzinnig heeft geweigerd om in dienst te treden bij Tinti, waardoor er geen (arbeids)relatie is ontstaan tussen [werknemer] en Tinti en [werknemer] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzoeken jegens Tinti. De arbeidsovereenkomst tussen Nature’s Choice en [werknemer] is vanwege deze ondubbelzinnige weigering en de overgang van onderneming van rechtswege geëindigd per 31 december 2021, waardoor het ontbindingsverzoek van [werknemer] jegens Nature’s Choice zal worden afgewezen. De verzochte voorlopige voorzieningen tot (door)betaling van het loon aan [werknemer] tot de ontbindingsdatum en tot tewerkstelling dan wel vrijstelling van werk met behoud van loon zijn, gelet op de hiervoor genoemde beslissingen, afgewezen.
7.2.
De kantonrechter heeft beschikking in de hoofdzaak bepaald op heden.

8.De beoordeling in de hoofdzaak

8.1.
De kantonrechter blijft bij wat hij heeft overwogen en geoordeeld in de tussenbeschikking van 8 februari 2022.
aanmerkelijke wijziging
8.2.
Partijen twisten over de vraag of sprake is van een aanmerkelijke wijziging van de arbeidsvoorwaarden ten nadele van [werknemer] . [werknemer] heeft hieromtrent gewezen op de reisafstand tussen [woonplaats] en Heidelberg van ruim 450 kilometer, een reistijd van ongeveer 5 uur enkele reis zonder file, de privé-situatie van [werknemer] , de verslechtering van de arbeidsrechtelijke positie van [werknemer] en het verlies aan promotiekansen. Nature’s Choice heeft daartegen aangevoerd dat een inhoudelijke discussie omtrent de persoonlijke gevolgen voor [werknemer] verbonden aan de verplaatsing als gevolg van de door [werknemer] gekozen opstelling nimmer heeft plaatsgevonden. Voor zover hetgeen Nature’s Choice heeft aangevoerd juist is, doet dit niet af aan het oordeel dat sprake is van een aanmerkelijke wijziging van de arbeidsvoorwaarden ten nadele van [werknemer] . Naar het oordeel van de kantonrechter is de reisafstand, zowel het aantal kilometers, als de reistijd, méér dan redelijkerwijs van [werknemer] kan worden gevergd. Bovendien is onbetwist dat sprake is van een verslechtering van de arbeidsrechtelijke positie van [werknemer] en een verlies aan promotiekansen.
8.3.
Doordat sprake is van een aanmerkelijke wijziging van de arbeidsvoorwaarden ten nadele van [werknemer] , wordt de arbeidsovereenkomst geacht te zijn beëindigd door toedoen van de werkgever. Het verweer van Nature’s Choice dat artikel 7:665 sub a BW niet van toepassing is, omdat de arbeidsovereenkomst tussen Nature’s Choice en [werknemer] reeds van rechtswege is geëindigd en er geen beëindigingshandeling plaatsvindt, wordt verworpen. Volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU 12 november 1998, ECLI:EU:C:1998:532) dient de nationale rechter te onderzoeken waarom de werknemer de aangeboden arbeidsovereenkomst heeft geweigerd en daarna dient de rechter na te gaan of sprake is van een aanmerkelijke wijziging van de arbeidsvoorwaarden ten nadele van de werknemer. Als dat het geval is dan wordt de arbeidsovereenkomst geacht te zijn verbroken door toedoen van de werkgever. De reden van de weigering, en daarmee het einde van rechtswege, is in de situatie van [werknemer] – mede gelet op de brief van 5 oktober 2021 van de gemachtigde van [werknemer] – evident gelegen in de aanmerkelijke wijziging van de arbeidsvoorwaarden ten nadele van [werknemer] . Hierom wordt de arbeidsovereenkomst geacht te zijn beëindigd op initiatief van Nature’s Choice.
de (vergoeding over de) opzegtermijn
8.4.
[werknemer] verzoekt primair de opzegtermijn te verdisconteren in de termijn waarop de arbeidsovereenkomst met Tinti wordt ontbonden en subsidiair verzoekt [werknemer] uitbetaling van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Nu de arbeidsovereenkomst met Nature’s Choice reeds is geëindigd en er geen arbeidsovereenkomst met Tinti is (ontstaan), wordt het primaire verzoek afgewezen. Ten aanzien van het subsidiaire verzoek overweegt de kantonrechter als volgt. De arbeidsovereenkomst wordt vanwege de aanmerkelijke wijziging van arbeidsvoorwaarden ten nadele van [werknemer] aangemerkt als geëindigd op initiatief van Nature’s Choice ingevolge artikel 7:665 BW. Dit artikel is geïntroduceerd om artikel 4 lid 2 Richtlijn 2001/23/EG (hierna: de Richtlijn) in de Nederlandse wetgeving te implementeren. In het Juuri-arrest (ECLI:EU:C:2008:656) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie deze bepaling uit de Richtlijn uitgelegd. In dit arrest is, onder meer, het volgende overwogen:

Gelet op het voorgaande, moet artikel 4, lid 2, van richtlijn 2001/23 aldus worden uitgelegd dat het, in geval van een verbreking van de arbeidsovereenkomst of de arbeidsbetrekking op grond dat aan de toepassingsvoorwaarden van deze bepaling is voldaan en zonder dat de verkrijger daarbij op enigerlei wijze de uit die richtlijn voor hem voortvloeiende verplichtingen niet is nagekomen, de lidstaten niet ertoe verplicht, te waarborgen dat de werknemer recht heeft op een financiële vergoeding door deze verkrijger onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor het recht waarop een werknemer zich kan beroepen wanneer zijn werkgever de arbeidsovereenkomst of de arbeidsbetrekking onrechtmatig beëindigt.De nationale rechter moet in het kader van zijn bevoegdheden echter waarborgen dat de verkrijger in een dergelijk geval ten minste de gevolgen draagt die het toepasselijke nationale recht aan de verbreking van de arbeidsovereenkomst of de arbeidsbetrekking door toedoen van de werkgever verbindt,zoals de uitbetaling van het loon envan andere voordelen die krachtens dit nationale recht zijn verbonden aan de opzegtermijn die deze werkgever moet eerbiedigen[onderstreping: ktr.].
In deze uitspraak wordt expliciet overwogen dat ook de voordelen die zijn verbonden aan de opzegtermijn moeten worden gewaarborgd. Richtlijnconforme interpretatie van artikel 7:665 BW brengt gelet hierop met zich dat als de arbeidsovereenkomst wordt geacht te zijn verbroken door toedoen van de werkgever de voor de werkgever geldende opzegtermijn in acht moet worden genomen. In de literatuur is betoogd dat als de voor de werkgever geldende opzegtermijn niet is aangehouden of niet kan worden aangehouden, de werkgever schadeplichtig kan zijn (zie: A.G. Veldman, ‘Ontslagvergoeding bij opzegging als gevolg van overgang van onderneming’,
TRA2009/40 en R.M. Beltzer, ‘De zaak Juuri: over ontslag en de wil van sociale partners’
ArA2010,1). De voor Nature’s Choice geldende opzegtermijn van vier maanden vangt aan op het moment van de ‘fictieve opzegging’ door de werkgever. De kantonrechter is van oordeel dat voor het bepalen van het moment van de fictieve opzegging moet worden aangesloten bij de datum waarop [werknemer] zijn ontbindingsverzoek heeft ingediend (15 december 2021), mede omdat verweersters hebben betoogd dat het indienen van het ontbindingsverzoek het sluitstuk vormt van de ondubbelzinnige weigering van [werknemer] om mee over te gaan naar Tinti met als gevolg dat zijn arbeidsovereenkomst bij Nature’s Choice is geëindigd per 1 januari 2022. Uitgaande van een (fictieve) opzegging per 15 december 2021 zou het dienstverband bij regelmatige opzegging pas zijn geëindigd op 1 mei 2022. Doordat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd per 1 januari 2022, is niet de volledige opzegtermijn in acht genomen. Nature’s Choice is, gelet op het voorgaande, schadeplichtig voor de nog resterende opzegtermijn. Zij is aan [werknemer] een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatig opzegging had behoren voort te duren volgens artikel 7:672 lid 11 BW. Het bruto maandloon van [werknemer] bedraagt € 5.260,89 bruto exclusief 8% vakantietoeslag. De schadevergoeding over de resterende opzegtermijn bedraagt gelet hierop € 22.727,04 bruto.
transitievergoeding
8.5.
[werknemer] heeft ook verzocht om uitbetaling van de transitievergoeding. Nature’s Choice is op grond van artikel 7:665 sub a BW de transitievergoeding verschuldigd aan [werknemer] , nu de arbeidsovereenkomst wordt geacht te zijn beëindigd door toedoen van Nature’s Choice. Het verweer van Nature’s Choice dat [werknemer] zijn gerechtigdheid tot een transitievergoeding niet kan baseren op artikel 7:665 sub a BW vanwege de gedragingen van [werknemer] wordt verworpen. Ook volgt de kantonrechter Nature’s Choice niet in haar stelling dat de afwachtende handelswijze van [werknemer] met zich brengt dat de redelijkheid en billijkheid eraan in de weg staat dat [werknemer] aanspraak kan maken op de door hem gestelde transitievergoeding. De kantonrechter is namelijk, anders dan Nature’s Choice, van oordeel dat [werknemer] voldoende proactief heeft gehandeld. Het eerste contact tussen de gemachtigden van Nature’s Choice en [werknemer] dateert al van 5 oktober 2021, twee weken nadat de verhuizing aan [werknemer] bekend was gemaakt. Bovendien is het juist (de gemachtigde van) Nature’s Choice geweest die meermaals geruime tijd heeft genomen om te reageren op voorstellen van (de gemachtigde van) [werknemer] . Er zijn geen andere feiten en omstandigheden gesteld dan wel gebleken die zouden moeten leiden tot het oordeel dat [werknemer] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Bij een onregelmatige opzegging van een arbeidsovereenkomst door de werkgever moet het recht op en de hoogte van de wettelijke transitievergoeding worden bepaald aan de hand van het tijdstip waarop die arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd als de werkgever deze regelmatig zou hebben opgezegd (zie: Hoge Raad 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1286). Gelet hierop dient 1 mei 2022 als beëindigingsdatum te worden gehanteerd voor de berekening van de transitievergoeding. Onbetwist is dat de transitievergoeding bij uitdiensttreding per 1 mei 2022 € 41.785,20 bruto bedraagt. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen.
billijke vergoeding
8.6.
[werknemer] maakt ook aanspraak op een billijke vergoeding, omdat verweersters volgens hem ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Verweersters betwisten dat zij ernstig verwijtbaar hebben gehandeld. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34).
De kantonrechter is, alle feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, van oordeel dat hier sprake is van een uitzonderlijk geval waarin de hoge drempel van ernstig verwijtbaar handelen door Nature’s Choice is overschreden. De kantonrechter neem hieromtrent het volgende in aanmerking.
8.7.
[werknemer] is op 20 september 2021 op de hoogte gesteld van het besluit van de overgang en heeft op 21 september 2021 hier een brief over gekregen. Kort daarna is een machine ontmanteld en verplaatst naar Heidelberg en op 30 september 2021 zijn partners en leveranciers geïnformeerd over de nieuwe productie. Uit deze gang van zaken blijkt dat op 21 september 2021 het besluit tot overgang al was genomen en dat ook de datum van de overgang al vast lag, gelet op het feit dat zowel aan de werknemers als de leveranciers en partners de datum van 1 januari 2022 is genoemd. Er was ten tijde van de kennisgeving geen sprake meer van een voorgenomen besluit, zoals artikel 7:665a BW vereist. Bovendien zijn de werknemers heel summier geïnformeerd in het kader van artikel 7:665a BW. In de brief van 21 september 2021 wordt melding gemaakt van het feit dat sprake is van een overgang van onderneming en dat alle rechten en verplichtingen verband houdend met de arbeidsovereenkomst overgaan. Met deze vermelding wordt echter niet volledig aangegeven wat de juridische gevolgen zijn, terwijl Nature’s Choice wel verplicht is om volledige voorlichting te geven aan de werknemers. Nature’s Choice heeft de werknemers voorgehouden dat zij geen andere keuze hebben dan meegaan naar Duitsland of vertrekken zonder transitievergoeding, wat – gelet op het oordeel dat sprake is van een aanmerkelijke wijziging – onjuist is. Zo heeft [werknemer] terecht aangevoerd dat hij, onder andere, niet is geïnformeerd over welk recht van toepassing wordt op de arbeidsovereenkomst en de gevolgen daarvan.
8.8.
Hoewel het voorgaande op zichzelf nog niet de conclusie kan dragen dat Nature’s Choice ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten, is dat wel het geval als daarbij tevens wordt betrokken hoe Nature’s Choice gedurende de onderhandelingen tussen partijen heeft geacteerd. [leidinggevende] heeft, ondanks dat (de gemachtigde van) [werknemer] herhaaldelijk te kennen heeft gegeven dat [werknemer] een gesprek over beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst alleen wil voeren in het bijzijn van zijn gemachtigde, meermaals [werknemer] persoonlijk benaderd. Tevens heeft [leidinggevende] op 24 oktober 2021, terwijl op 21 oktober 2021 nog is verzocht om alle communicatie over een beëindigingsregeling via de gemachtigde van [werknemer] te laten lopen, een mail aan [werknemer] persoonlijk gestuurd over een beëindigingsregeling. Met deze mail heeft [leidinggevende] [werknemer] onder druk willen zetten om in te stemmen met een beëindigingsvoorstel, zo blijkt uit de gekozen bewoordingen en de toon van deze mail (zoals geciteerd in r.o. 2.11 van de tussenbeschikking van 8 februari 2022). Dit gedrag is naar het oordeel van de kantonrechter erg kwalijk. Gelet op de druk die op [werknemer] is uitgeoefend en de geruime tijd die (de gemachtigde van) Nature’s Choice heeft genomen om te reageren op voorstellen vanuit [werknemer] , acht de kantonrechter de verwijten van Nature’s Choice dat [werknemer] onvoldoende proactief is geweest ook niet passend.
8.9.
De kantonrechter overweegt het volgende ten aanzien van de hoogte van de billijke vergoeding. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad (zie onder meer Hoge Raad 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle), Hoge Raad 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:878 (Zinzia) en Hoge Raad 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2218 (ServiceNow)) volgt dat het er bij de begroting van de billijke vergoeding, kort gezegd, om gaat dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De rechter kan daarbij rekening houden met de gevolgen van het ontslag voor zover die zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever van het ontslag te maken verwijt. De Hoge Raad heeft in dat verband een niet-limitatieve lijst van gezichtspunten geformuleerd die van belang kunnen zijn bij de begroting van de billijke vergoeding, waaronder:
  • hetgeen de werknemer aan loon zou hebben genoten als de ontbinding niet zou hebben plaatsgevonden;
  • de mate waarin aan de werkgever een verwijt valt te maken;
  • de gevolgen van het ontslag voor zover deze zijn toe te rekenen aan het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever;
  • of de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden en welke inkomsten hij daaruit geniet;
  • de andere inkomsten die de werknemer in de toekomst naar verwachting kan verwerven;
  • de hoogte van de aan de werknemer toekomende transitievergoeding.
Hierbij geldt als uitgangspunt dat de rechter de billijke vergoeding dient te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. De billijke vergoeding heeft geen specifiek punitief karakter, maar er mag wel een afschrikwekkende werking vanuit gaan (zie bijvoorbeeld: Gerechtshof Den Haag 6 juli 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1238, r.o. 22).
8.10.
[werknemer] heeft erkend dat er kwaliteitsproblemen waren. Gelet op deze problemen zou ook als niet ernstig verwijtbaar was gehandeld, de productieafdeling zijn verhuisd naar Heidelberg (Duitsland) en vermoedelijk zou dit ook per 1 januari 2022 hebben plaatsgevonden. [werknemer] heeft ondubbelzinnig geweigerd om mee over te gaan naar Duitsland en zou gezien deze weigering geen werkzaamheden bij Tinti gaan verrichten. Het was wel aannemelijk dat [werknemer] nog enige tijd, tot uiterlijk 31 maart 2022, werkzaamheden bij Nature’s Choice in Etten-Leur had kunnen verricht indien hij tijdiger en beter was geïnformeerd over het besluit om de productieafdeling te verplaatsen én als Nature’s Choice zich anders had opgesteld tijdens de onderhandelingen. Door de toewijzing van de vergoeding voor het niet in acht nemen van de opzegtermijn, zoals overwogen in rechtsoverweging 8.4, is het inkomensverlies dat [werknemer] lijdt ten opzichte van de hypothetische situatie dat niet ernstig verwijtbaar zou zijn gehandeld, nihil. Dit betekent echter niet dat de billijke vergoeding op nihil wordt gesteld. De billijke vergoeding dient immers ook als compensatie voor de immateriële schade die [werknemer] heeft ondervonden door het ernstig verwijtbaar handelen van Nature’s Choice (welke compensatie mede strekt tot genoegdoening voor de werknemer wegens dat handelen van de werkgever) en als middel om Nature’s Choice te wijzen op de noodzaak haar gedrag in eventuele volgende gevallen aan te passen. Dit laatste strookt met het gezichtspunt dat met de billijke vergoeding ook kan worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen, omdat dit voor hen voordeliger is dan het op juiste wijze beëindigen van de arbeidsovereenkomst of het in stand houden daarvan. De kantonrechter is van oordeel dat om die reden een billijke vergoeding van € 10.000,00 bruto passend en geboden is. Bovendien heeft [werknemer] vanwege de foutieve en onvolledige informatie in de brief van 21 september 2021 zich moeten wenden tot een advocaat om de juiste en volledige informatie over zijn rechtspositie te verkrijgen, heeft hij Nature’s Choice meermaals moeten aanmanen om te reageren en herhaaldelijk gemaild dat [werknemer] alleen in het bijzijn van zijn advocaat wil praten over een beëindigingsovereenkomst. Dat heeft aanzienlijke kosten met zich gebracht. [werknemer] heeft aangevoerd dat de advocaatkosten ten tijde van de mondelinge behandeling een bedrag van € 10.000,= ver overschrijden. Aan de hand van het door [werknemer] ingebrachte specificatieoverzicht is ongeveer 40% van die kosten aan te merken als kosten voor werkzaamheden anders dan ter voorbereiding van de procedure en deze kosten staan in directe relatie tot het ernstig verwijtbaar handelen van Nature’s Choice waarvoor [werknemer] eveneens dient te worden gecompenseerd. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat indien het ervoor moet worden gehouden dat de buitengerechtelijke (advocaat)kosten in een geval als dit niet toewijsbaar zijn als onderdeel van de billijke vergoeding, deze wel op de voet van artikel 7:611 BW verschuldigd zouden zijn (vgl. Gerechtshof Den Haag 4 mei 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:831 en Gerechtshof Den Haag 6 juli 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1238).
8.11.
Gelet op dit alles acht de kantonrechter een billijke vergoeding van € 14.000,00 bruto passend en geboden.
schadevergoeding
8.12.
[werknemer] heeft ook een schadevergoeding verzocht voor zover zijn verzochte billijke vergoeding van € 75.000,00 niet (volledig) wordt toegekend. Gelet op het feit dat dezelfde feiten en omstandigheden aan het verzoek tot schadevergoeding ten grondslag zijn gelegd als aan het verzoek tot betaling van een billijke vergoeding en dit feitencomplex reeds is meegenomen bij het bepalen van een billijke vergoeding, is er geen aanleiding om een aanvullende schadevergoeding toe te kennen.
proceskosten
8.13.
[werknemer] heeft verzocht de billijke vergoeding dan wel schadevergoeding te vermeerderen met een vergoeding van € 10.000,00 ter zake de door [werknemer] gemaakte en te maken kosten van rechtsbijstand. De kosten anders dan ter voorbereiding van de procedure zijn meegenomen bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding. Voor het resterende gedeelte begrijpt de kantonrechter dit verzoek als een verzoek tot veroordeling van verweersters in de werkelijke proceskosten. Daarvoor is het navolgende van belang. De artikelen 237 e.v. Rv regelen de kostenveroordeling van de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in civiele procedures. De hoogte van de proceskosten wordt via de zogenoemde liquidatietarieven bepaald. Volgens vaste jurisprudentie (zie: Hoge Raad 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360) bevatten deze bepalingen, behoudens bijzondere omstandigheden, een zowel limitatieve als exclusieve regeling van de kosten waarin de partij die in het ongelijk wordt gesteld, kan worden veroordeeld. Een buitengewone omstandigheid, bijvoorbeeld misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad, doet zich hier niet voor. Dat Nature’s Choice ernstig verwijtbaar heeft gehandeld jegens [werknemer] is in de gegeven omstandigheden geen aanleiding voor een volledige proceskostenveroordeling. Voor toekenning van de reële proceskosten ziet de kantonrechter dan ook geen aanleiding en dit verzoek wordt afgewezen.
8.14.
In de verzoeken van [werknemer] jegens Nature’s Choice zal Nature’s Choice, gelet op het oordeel dat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en met analoge toepassing van aanbeveling 3.3 van de Aanbeveling schikking en proceskosten WWZ, worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten zijn aan de zijde van [werknemer] tot op heden begroot op:
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde
€ 747,00
totaal € 1.254,00.
8.15.
Hoewel [werknemer] niet-ontvankelijk wordt verklaard in de verzoeken jegens Tinti ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. Reden daarvoor is dat Tinti en Nature’s Choice zich door dezelfde gemachtigde hebben laten vertegenwoordigen en geen afzonderlijke verweren hebben gevoerd.

9.De beslissing

De kantonrechter:
in de hoofdzaak:
in de verzoeken jegens Tinti;
verklaart [werknemer] niet-ontvankelijk in zijn verzoeken jegens Tinti;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten dient te dragen;
in de verzoeken jegens Nature’s Choice
veroordeelt Nature’s Choice tot betaling van een vergoeding aan [werknemer] ter hoogte van het loon over de opzegtermijn die niet in acht is genomen ten bedrage van € 22.727,04 bruto;
veroordeelt Nature’s Choice tot betaling van de transitievergoeding aan [werknemer] ten bedrage van € 41.785,20 bruto;
veroordeelt Nature’s Choice tot betaling van de billijke vergoeding aan [werknemer] ten bedrage van
€ 14.000,00 bruto;
veroordeelt Nature’s Choice tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [werknemer] tot op heden begroot op € 1.254,00;
in de verzoeken jegens Tinti en Nature’s Choice
verklaart deze beschikking wat betreft de uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst hetgeen meer of anders is verzocht af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Ponds, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2022.