In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende, die een eenmanszaak in de vorm van een accountantskantoor drijft, en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2015 en 2016, waarbij de inspecteur vergrijpboetes heeft opgelegd. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag 2015, die betrekking heeft op een belastbaar inkomen van € 120.363, en de aanslag 2016, met een belastbaar inkomen van € 136.967. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de navorderingsaanslag 2015 en de vergrijpboete voor dat jaar ten onrechte heeft opgelegd, omdat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat de auto voor minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. De rechtbank heeft de navorderingsaanslag en de vergrijpboete vernietigd en de aanslag 2016 verminderd tot een belastbaar inkomen van € 134.142. De rechtbank heeft de inspecteur ook veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die in totaal € 1.548 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.