In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bijtelling van privégebruik van een auto door belanghebbende, die een eenmanszaak drijft als accountant. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016 opgelegd, waarbij een bijtelling van € 30.417 was vastgesteld vanwege het privégebruik van de auto. Belanghebbende had geen bijtelling opgegeven in zijn aangifte en had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en vernietigde de aanslag, maar de inspecteur ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 9 juni 2023 heeft belanghebbende een nieuwe rittenadministratie overgelegd, maar het hof oordeelde dat deze administratie niet betrouwbaar was. Het hof benadrukte dat de bewijslast bij belanghebbende ligt en dat hij overtuigend moet aantonen dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer per jaar voor privédoeleinden is gebruikt. Het hof concludeerde dat belanghebbende niet in deze bewijslast is geslaagd, omdat de rittenadministratie niet objectief verifieerbaar was en niet regelmatig was bijgehouden. De inspecteur had geconstateerd dat er aanzienlijke verschillen waren tussen de rittenadministratie en de gegevens van de dealer van de auto.
Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het hof ook geen aanleiding zag om het griffierecht te laten vergoeden of de inspecteur te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.