ECLI:NL:RBZWB:2021:5501

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20_7529
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid na psychische klachten

In deze zaak heeft eiseres, bijgestaan door haar advocaat mr. J.W. van de Wege, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 12 juni 2020, waarin haar WIA-uitkering werd beëindigd per 27 oktober 2019. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen na uitval door psychische klachten. De rechtbank heeft op 1 april 2021 een zitting gehouden, waar eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, terwijl het UWV werd vertegenwoordigd door A.G. Lavrijsen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de arbeidsongeschiktheid van eiseres onderzocht, inclusief eerdere uitkeringen en medische beoordelingen door verzekeringsartsen van het UWV. De rechtbank concludeert dat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, en dat het UWV terecht heeft besloten haar WIA-uitkering te beëindigen. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hebben dat eiseres op de datum in geding niet psychisch niet zelfredzaam was en dat er geen sprake was van zodanig wisselende belastbaarheid dat er geen benutbare mogelijkheden waren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7529 WIA

uitspraak van 14 mei 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , wonende te [naam woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.W. van de Wege, advocaat te Tilburg,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 12 juni 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van haar uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 1 april 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door A.G. Lavrijsen.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als caissière bij [naam werkgever 1] voor 32 uur per week. Voor dat werk is zij op 14 maart 2006 uitgevallen vanwege psychische klachten. Vanaf
15 juni 2006 is eiseres werkzaam geweest als algemeen medewerker bij [naam werkgever 2] voor 16,65 uur per week. Voor dat werk viel zij op 29 juli 2006 uit vanwege psychische klachten.
Eiseres heeft vanaf 14 maart 2006 tot en met 10 maart 2008 een ZW-uitkering ontvangen van het UWV.
Op 11 december 2007 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV. Bij besluit van 31 januari 2008 heeft het UWV aan eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend.
Bij besluit van 28 november 2008 heeft het UWV de loongerelateerde WGA-uitkering beëindigd vanaf 11 december 2008 en eiseres in aanmerking gebracht voor een
WGA-loonaanvullingsuitkering, waarbij de hoogte van de WIA-uitkering ongewijzigd is gebleven.
Bij besluit van 23 mei 2016 heeft het UWV aan eiseres een WAZO-uitkering toegekend van 29 april 2016 tot 19 augustus 2016.
Na een herbeoordeling van de WIA-uitkering van eiseres heeft UWV (kantoor Groningen) bij besluit van 5 februari 2019 aan eiseres een IVA-uitkering toegekend vanaf 17 augustus 2018.
Bij brief van 11 juni 2019 heeft het UWV eiseres laten weten dat een aantal beoordelingen bij UWV-kantoor Groningen niet juist zijn uitgevoerd, waardoor haar beoordeling opnieuw moest worden gedaan.
Bij besluit van 26 augustus 2019 (primair besluit 1) heeft het UWV de WIA-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 27 oktober 2019, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was (0,00%).
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 23 oktober 2019 (primair besluit 2) heeft het UWV eiseres laten weten dat zij na afloop van haar IVA-uitkering op 27 oktober 2019 vier maanden lang een bedrag zal ontvangen dat gelijk is aan haar IVA-uitkering, bij wijze van ondersteuning.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 27 oktober 2019.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiseres gezien bij het spreekuur op 18 juli 2019, waarbij psychisch onderzoek is verricht, en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts heeft ook informatie opgevraagd bij huisarts [naam huisarts] op 19 juli 2019 en heeft de informatie van psycholoog [naam psycholoog] van 7 juni 2007 bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 1 augustus 2019 het volgende. Eiseres is per einde wachttijd WIA in 2008 volledig arbeidsongeschikt geacht op medische gronden vanwege een klinische opname. In 2018 vond een herbeoordeling plaats. Nu (in 2019) vindt wederom een herbeoordeling plaats. Eiseres heeft diagnoses persoonlijkheidsstoornis NAO met ontwijkende en borderline trekken en irritable bowel syndrome (IBS). Huisarts [naam huisarts] vermeldt dat eiseres niet onder specialistische behandeling is. Eiseres voldoet niet aan de criteria voor geen benutbare mogelijkheden: zij is niet bedlegerig, adl-afhankelijk en zij schiet ook niet ernstig tekort in haar persoonlijk en sociaal functioneren. Eiseres is belastbaar met werkzaamheden waarbij rekening wordt gehouden met beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren. Gezien de interne klachten wordt rekening gehouden met mogelijkheid van een verhoogd toiletbezoek. De functionele mogelijkheden zullen naar verwachting niet of nauwelijks veranderen. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 1 augustus 2019.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts B&B] heeft eiseres gezien bij de hoorzitting van 11 februari 2020, waarbij psychisch onderzoek is verricht, en heeft het dossier bestudeerd. Ook heeft de verzekeringsarts b&b op 18 februari 2020 een psychiatrische expertise bij Psyon aangevraagd en de resultaten daarvan bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 14 mei 2020 het volgende. Er is sprake van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis en buikklachten op basis van IBS. Er is geen sprake van geen benutbare mogelijkheden. Op de datum in geding was er geen sprake van opname in een ziekenhuis of instelling, bedlegerigheid, afhankelijkheid van derden bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen of van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Er is dan ook terecht een FML opgesteld. In de FML zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van het sociaal functioneren. Gezien de psychische stoornis is wordt aan de FML toegevoegd dat eiseres niet intensief hoeft samen te werken. Een afgebakend takenpakket, een eigen deeltaak is wel mogelijk. Eiseres heeft momenteel geen behandeling, wat suggereert dat er een zekere mate van evenwicht aanwezig is. Er zijn geen verdergaande beperkingen in het persoonlijk functioneren. Voor darmklachten is het van belang dat eiseres op een werkplek werkt waar zij zo nodig (niet frequent) gebruik kan maken van een toilet. Er is geen sprake van beperking in de duurbelastbaarheid gezien het dagverhaal, geen verstoorde energieopname en geen medische aandoening met energieverlies. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 14 mei 2020.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV primair aangevoerd zij geen benutbare mogelijkheden heeft. Zij kan zich zonder hulp van haar omgeving niet staande houden. Eiseres voert aan dat uit de door haar overgelegde arbeidsmedische contra-expertise van bedrijfsarts [naam bedrijfsarts] van Het Expertise Orgaan van 2 maart 2021 volgt dat sprake is van sterk wisselende mogelijkheden door haar psychische problemen. [naam bedrijfsarts] rapporteert dat eiseres een complexe zeer indringende (pervasief) psychiatrische stoornis heeft, waarbij de behandelprognose uitermate ongunstig is. Omdat de gevolgen van de stoornis intrinsiek zijn en getriggerd worden door elke vorm van menselijk contact zijn deze niet door beperkingen in arbeid te ondervangen. Gedurende haar hele arbeidsverleden is sprake van hetzelfde patroon: na enkele maanden verliest zij haar baan wegens toename klachten en hiermee gepaard gaande afname van draagkracht. [naam bedrijfsarts] concludeert dat eiseres voldoet aan de criteria van het Schattingsbesluit, namelijk artikel 2 [rechtbank: vijfde lid] onder d, en geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft. Subsidiair stelt eiseres dat zij vanwege de paranoïde persoonlijkheidsstoornis meer en zwaarder beperkt is in het persoonlijk en sociaal functioneren dan door de verzekeringsartsen in de FML is aangenomen. Verder zijn onvoldoende beperkingen gekoppeld aan de darmklachten. In dat kader heeft eiseres een brief van de MDL-arts Lutgens van 15 januari 2021 overgelegd, waarin staat dat zij een objectief bewezen slow transit constipation heeft.
4.3
In reactie op de contra-expertise van het Expertise orgaan en de brief van de MDL-arts heeft de verzekeringsarts b&b van het UWV op 9 maart 2021 aanvullend gerapporteerd. De verzekeringsarts b&b concludeert dat de ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft om het standpunt te wijzigen. De verzekeringsarts b&b deelt de visie van [naam bedrijfsarts] niet dat er sprake zou zijn van geen benutbare mogelijkheden. Het is duidelijk geworden dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, maar sinds de intensieve behandeling in 2007/2008 heeft eiseres geen behandeling meer voor psychische klachten. Uit het dagverhaal zoals opgemaakt in de psychiatrische expertise valt niet op te maken dat eiseres in het persoonlijk en sociaal functioneren niet zelfredzaam is. Eiseres verzorgt zichzelf tijdig en reguleert ook wanneer ze wel of niet gaat eten. Ze woont samen met haar partner en twee kinderen. Haar partner en ouders zijn niet voortdurend aanwezig om eiseres te ondersteunen in de zorg voor de kinderen. Eiseres brengt zelf haar kind met de auto naar school. Eiseres onderhoudt contacten met behandelaars van haar zoon en is ook in staat tot een huwelijksrelatie en gaat af en toe samen met haar vriend naar een voetbalwedstrijd. Verder is in het geval van eiseres sprake van structurele problematiek waarbij niet aannemelijk is dat deze als bedoeld in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) sterk wisselend is. De werkervaringen uit het verleden geven geen eenduidige aanleiding om te veronderstellen dat werkhervatting zou leiden toe een spoedige uitval. Eiseres heeft na 2006 geen reguliere arbeid meer verricht. De instabiliteit van de periode toen zij intensieve behandeling nodig had, is niet meer aan de orde. Er is terecht een FML opgesteld. Verdergaande beperkingen op samenwerken, omgaan met conflicten, klant- en patiëntcontacten en contact met collega’s is niet aannemelijk. De diagnose slow transit constipatie geeft geen aanleiding tot het stellen van andere beperkingen.
4.4.1.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de medische beoordeling het volgende. Anders dan eiseres heeft aangevoerd, acht de rechtbank de gang van zaken rondom de besluitvorming door het UWV niet in strijd met motiveringsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Het UWV heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat er in 2018 door UWV-vestiging Groningen een groot aantal IVA-uitkeringen is toegekend waarvan later is gebleken dat deze toekenningen gebaseerd waren op onzorgvuldige onderzoeksrapportages. Dit was ook het geval bij eiseres en daarom moest nieuw onderzoek plaatsvinden. De rechtbank kan begrijpen dat deze gang van zaken ingrijpend is geweest voor eiseres. Echter neemt dat niet weg dat het UWV een gemaakte fout mag herstellen. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB; zie onder meer de uitspraak van 28 mei 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1154) komt aan een bestuursorgaan de bevoegdheid toe om een gemaakte fout te herstellen, mits het daartoe strekkende besluit niet in strijd is met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel of enig algemeen rechtsbeginsel, in het bijzonder dat van de rechtszekerheid. Van dat laatste is de rechtbank niet gebleken. Een IVA-uitkering wordt weliswaar alleen toegekend aan iemand die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt wordt geacht, maar dat betekent niet dat eiseres er enkel door die toekenning op mocht vertrouwen dat zij deze uitkering tot aan de pensioengerechtigde leeftijd zou behouden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het UWV de fout alleen voor de toekomst heeft hersteld en daarbij een uitlooptermijn van vier maanden in acht heeft genomen.
4.4.2
De rechtbank overweegt verder dat de arbeidsgeschiktheidsbeoordeling in beginsel wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een arbeidsdeskundig onderzoek. Op grond van artikel 2, tweede lid, onder d, van het Schattingsbesluit kan van arbeidsdeskundig onderzoek worden afgezien indien uit verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene zodanig wisselend belastbaar is voor arbeid dat betrokkene geen benutbare mogelijkheden heeft. Op grond van het vijfde lid zijn benutbare mogelijkheden als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid alleen dan niet aanwezig als sprake is van één van de in dat vijfde lid, onder a tot en met d, genoemde situaties. Niet in geschil is dat de situaties, genoemd onder a tot en met c van het vijfde lid in het geval van eiseres op de datum in geding niet aan de orde waren. Eiseres stelt dat de situatie onder d – het psychisch niet zelfredzaam zijn – op haar van toepassing is, omdat haar psychische klachten zorgen voor een sterk wisselende belastbaarheid. De rechtbank overweegt dat pas kan worden aangenomen dat een betrokkene psychisch niet zelfredzaam is, als de betrokkene niet kan functioneren op drie terreinen, namelijk in de zelfverzorging in het dagelijkse leven, in zijn directe samenlevingsverband en zijn sociale contacten buiten het gezin, waaronder zijn werkrelaties (zie de uitspraken van de CRvB van 30 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3459, en van 21 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:957). De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen van het UWV voldoende hebben gemotiveerd dat eiseres op de datum in geding, anders dan zij stelt, niet als gevolg van een ernstige psychische stoornis in haar zelfverzorging, in haar directe samenlevingsverband en in haar sociale contacten niet of dermate minimaal functioneerde dat zij psychisch niet zelfredzaam was. Evenmin is gebleken van zodanig wisselende belastbaarheid op dat vlak dat eiseres geen benutbare mogelijkheden zou hebben. Het UWV heeft dan ook terecht een FML opgesteld ten behoeve van het arbeidsdeskundige onderzoek.
4.4.3
De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat in de FML van 14 mei 2020 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder psychische klachten en darmklachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank, mede gelet op het bovenstaande, geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de informatie van de MDL-arts van 15 januari 2021 geen beschrijving geeft van de precieze klachten of beperkingen die door de darmproblemen bij eiseres zouden bestaan. Verder is in aanmerking genomen dat de heer [naam bedrijfsarts] van Het Expertise Orgaan niet kan worden aangemerkt als verzekeringsarts en dat hij bovendien geen aanvullend aan te nemen beperkingen voor darmklachten heeft opgenomen in zijn expertise. Op grond van vaste rechtspraak is de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA voorbehouden aan de verzekeringsarts (zie de uitspraak van de CRvB van 16 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3298). De verzekeringsartsen van het UWV zijn uitgebreid ingegaan op de door eiseres aangevoerde psychische klachten en darmklachten. Ook is er door het UWV een expertise van Psyon gevraagd en zijn naar aanleiding daarvan aanvullende beperkingen aangenomen op sociaal functioneren. Het medische onderzoek van het UWV mag daarom als zorgvuldig worden beschouwd
.Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid neergelegd in de FML van 14 mei 2020.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) [naam arbeidsdeskundige B&B 1] van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), medewerker intern transport (Sbc-code 111220) en medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (Sbc-code 111010).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat in de onderstaande functies het samenwerken en de interacties met collega’s problematisch voor haar zijn.
In reactie op de beroepsgronden van eiseres heeft arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige B&B 2] op
10 maart 2021 aanvullend gerapporteerd. De arbeidsdeskundige b&b heeft hierbij de beroepsgronden over de geduide functies gemotiveerd weerlegd en is tot de conclusie gekomen dat er geen aanleiding is anders te concluderen dan in de rapportage van arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige B&B 1] van 10 juni 2020.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 20 augustus 2019 en de rapportages van de arbeidsdeskundigen b&b van 10 juni 2020 en van 10 maart 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de in de FML vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4.1-4.4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 27 oktober 2019.
7.
Conclusie
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. Er is geen reden een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 14 mei 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.