Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- Betreft diverse inkopen waarvan de facturen zijn ontvangen op naam van en door [A] . [A] heeft deze facturen steeds met OB aan belanghebbende doorberekend. Belanghebbende heeft de achterliggende facturen aan de betreffende leveranciers betaald en de OB in aftrek gebracht. Dat is volgens de inspecteur ten onrechte.
- In de administratie is een factuur van [A] aangetroffen van € 231.550,85, zonder OB, en twee afzonderlijke facturen met daarop de betreffende OB. Belanghebbende heeft deze OB in aftrek gebracht, volgens de inspecteur is dat ten onrechte.
- Aan [bedrijf] heeft belanghebbende diverse facturen uitgereikt. Deels met 19% OB en deels met 6%. Deze facturen zijn allemaal door [bedrijf] voldaan. De inspecteur stelt dat belanghebbende ten onrechte het verlaagde tarief in rekening heeft gebracht.
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Overschrijding van de redelijke termijn
6.Proceskosten en griffierecht
7.Beslissing
- verklaart de beroepen tegen de naheffingsaanslag OB 2011 (BRE 18/1175) en de naheffingsaanslag OB 2012 tot en met 2014 (BRE 18/1174) gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de naheffingsaanslag OB 2011 en 2012 tot en met 2014;
- vermindert de naheffingsaanslag OB 2011 tot € 3.420;
- vermindert de naheffingsaanslag OB 2012 tot en met 2014 tot € 18.366;
- vermindert de beschikkingen heffings- en belastingrente bij de naheffingsaanslagen OB 2011 en OB 2012 tot en met 2014 dienovereenkomstig;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond (BRE 18/2542 en BRE 19/4358);
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 3.288;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 711;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 338 aan haar vergoedt.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: