ECLI:NL:HR:2008:AY5990
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- E.N. Punt
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en schuldvernieuwing
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997. De naheffingsaanslag werd opgelegd na een boekenonderzoek door de Inspecteur, die de in aftrek gebrachte omzetbelasting opnieuw in rekening bracht op basis van artikel 29, lid 2, van de Wet op de omzetbelasting 1968. Het Hof had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar de Hoge Raad oordeelt anders.
Belanghebbende had twee schulden, een aan A B.V. en een aan zijn vader, Senior. Beide schulden waren ontstaan door leveringen waarvoor belanghebbende de omzetbelasting in aftrek had gebracht. In de procedure werd betwist of er sprake was van schuldvernieuwing. De Hoge Raad concludeert dat er wel degelijk sprake is van schuldvernieuwing, en dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 1948,53. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan belanghebbende.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste toepassing van artikel 29, lid 2, van de Wet en de voorwaarden waaronder belasting verschuldigd wordt. De Hoge Raad stelt vast dat de belasting niet later verschuldigd is geworden dan in het jaar 1996, en dat de naheffingsaanslag dus niet terecht is opgelegd voor het tijdvak waarover deze is opgelegd. De zaak wordt definitief afgedaan door de Hoge Raad, die de kosten van het geding in cassatie en voor het Hof toewijst aan de Staatssecretaris en de Inspecteur.