In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de handhaving van een bestemmingsplan met betrekking tot recreatief verhuren van woningen. Verzoekers, eigenaren van woningen in de gemeente Sluis, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders, waarin hen een last onder dwangsom werd opgelegd vanwege het in strijd met het bestemmingsplan verhuren van hun woningen aan toeristen. De verzoekers hebben op 18 en 27 januari 2021 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college, dat op 17 december 2020 had besloten om het handhavingsverzoek van een derde partij gegrond te verklaren. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening behandeld op zitting op 21 juli 2021.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de derde partij, die handhaving heeft verzocht, belanghebbende is, omdat deze partij gevolgen ondervindt van het recreatief verhuren van de woningen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college terecht heeft vastgesteld dat het recreatief verhuren van de woningen in strijd is met het bestemmingsplan, dat aan de percelen de bestemming 'Wonen' heeft toegekend. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen concreet zicht op legalisatie bestaat, omdat er op het moment van de last onder dwangsom geen regelgeving was die het recreatief verhuren zou toestaan.
De voorzieningenrechter heeft de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is het college opgedragen het griffierecht aan verzoeker 2 te vergoeden en is het college veroordeeld in de proceskosten van verzoeker 2. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.