ECLI:NL:RBZWB:2021:3597

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 19_6301
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen na correctieverzoek op grond van de Wet basisregistratie personen

In deze zaak heeft eiseres, een vrouw die in Nederland woont, een correctieverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen om haar persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP) te wijzigen. Het college heeft dit verzoek geweigerd, waarna eiseres beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 september 2020, waarbij het college niet aanwezig was. Na een periode van overleg tussen partijen, dat niet tot een oplossing leidde, heeft de rechtbank het onderzoek heropend. Eiseres heeft verschillende documenten overgelegd ter onderbouwing van haar verzoek, waaronder een dubbel gelegaliseerde PSB-verklaring en een notariële geboorteakte. Het college heeft betwist dat eiseres onomstotelijk heeft aangetoond dat de in de BRP geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn.

De rechtbank heeft overwogen dat eiseres met de overgelegde documenten, waaronder DNA-onderzoek, voldoende bewijs heeft geleverd dat haar geregistreerde persoonsgegevens onjuist zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gegevens in de BRP niet overeenkomen met de gegevens die eiseres heeft aangetoond met brondocumenten van hogere rangorde. De rechtbank heeft het bestreden besluit van het college vernietigd en het primaire besluit herroepen, waarbij zij heeft bepaald dat het college de gegevens in de BRP moet wijzigen conform de aanvraag van eiseres. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6301 BRP

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres 1] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. A.H. Diels,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 22 mei 2019 (primaire besluit) heeft het college een correctieverzoek op grond van artikel 2.58 van de Wet basisregistratie personen (Wet brp) inzake de gegevens betreffende eiseres geweigerd.
In het besluit van 22 oktober 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 28 september 2020.
Hierbij waren aanwezig eiseres en haar gemachtigde. Het college is – zonder voorafgaand bericht van verhindering – niet verschenen. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn vervolgens aangehouden in afwachting van de uitkomst van nader overleg tussen partijen. In een brief van 15 februari 2021 heeft het college de rechtbank bericht dat het overleg tussen partijen niet tot een oplossing van hun geschil heeft geleid. De uitgebreide reactie van het college in deze brief is voor de rechtbank aanleiding geweest om het onderzoek te heropenen, voormelde brief aan het dossier toe te voegen en eiseres in de gelegenheid te stellen om op de inhoud van deze brief te reageren. Op 24 maart 2021 heeft de rechtbank de reactie van eiseres ontvangen.
Op 20 april 2021 is het onderzoek opnieuw gesloten.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is omstreeks 27 maart 2000 in Nederland gekomen. Op 17 januari 2001 is eiseres voor het eerst ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) (voorheen de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens) van de gemeente [plaatsnaam 2] . Vanaf 9 september 2013 staat eiseres ingeschreven in de gemeente [plaatsnaam 3] . Sinds 18 juni 2018 heeft zij een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
Eiseres staat als volgt in de BRP geregistreerd:
Voornaam: [voornaam eiseres] ,
Geslachtsnaam: [geslachtsnaam eiseres] ,
Geboren op 4 september 1986 te Yichun (China),
Nationaliteit: onbekend,
Vader: [naam vader] , geboortedatum onbekend en
Moeder: [naam moeder] , geboortedatum onbekend.
Deze gegevens zijn ontleend aan een beëdigde verklaring die eiseres op 17 januari 2001 in de gemeente [plaatsnaam 2] heeft afgelegd.
Op 18 oktober 2018 heeft eiseres een correctieverzoek op grond van artikel 2.58 van de Wet brp ingediend bij het college ter wijziging van haar voornaam, geslachtsnaam, geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit, alsook de voornaam, geslachtsnaam en geboortedatum van haar vader en moeder.
Eiseres verzoekt haar gegevens als volgt te wijzigen:
Voornaam: [voornaam eiseres 2] ,
Geslachtsnaam [geslachtsnaam eiseres 2] :,
Geboren op 24 oktober 1979 te Wenzhou (China),
Nationaliteit: Chinese,
Vader: [naam vader 2] , geboren 26 oktober 1948 en
Moeder: [naam moeder 2] , geboren 27 mei 1951.
Op 18 januari 2019 heeft het college een voornemen tot weigering van het correctieverzoek aan eiseres toegezonden. Op 7 februari 2019 heeft eiseres haar zienswijze kenbaar gemaakt.
In het primaire besluit van 22 mei 2019 heeft het college het correctieverzoek van eiseres, onder weerlegging van de zienswijze, geweigerd. Daartoe heeft het college – kort gezegd – gesteld dat eiseres niet onomstotelijk heeft aangetoond dat de in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Het college heeft het bezwaar van eiseres voorgelegd aan de commissie van advies voor de bezwaarschriften (de commissie). De commissie heeft het bezwaar in de vergadering van
5 september 2019 behandeld. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van haar recht te worden gehoord. In een advies van 15 oktober 2019 heeft de commissie het college geadviseerd om het bezwaar van eiseres ongegrond te verklaren.
In het bestreden besluit heeft het college het advies van de commissie overgenomen en dienovereenkomstig besloten.
2.
Geschil
Tussen partijen is in geschil of eiseres met de door haar ter onderbouwing van haar correctieverzoek overgelegde documenten heeft aangetoond dat de haar betreffende in de brp geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn en dat de nieuwe gegevens juist zijn.
3.
Wettelijk kader
In artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp is bepaald dat de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, worden ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
In artikel 2.58 van de Wet brp is, voor zover hier van belang, bepaald:
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.
De in artikel 2.58 bedoelde verordening is de Algemene verordening gegevensbescherming.
Op grond van artikel 16 van de verordening, voor zover hier van belang, heeft de betrokkene het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke onverwijld rectificatie van hem betreffende onjuiste persoonsgegevens te verkrijgen.
4.
Beoordeling
4.1
De rechtbank stelt voorop dat het doel van de Wet brp is dat de in de brp vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 126). Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet brp onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn (zie onder meer de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:233 en van 15 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1062).
Uit de jurisprudentie van de AbRS volgt dat eiseres aan de hand van documenten als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp onomstotelijk moet aantonen dat de te wijzigen gegevens feitelijk onjuist zijn, dat de nieuwe gegevens juist zijn en dat de nieuwe en oude gegevens betrekking hebben op dezelfde persoon (zie AbRS 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1124). De bewijslast hiervan rust dus op eiseres.
4.2
Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt, dat de te wijzigen gegevens onjuist zijn en de nieuwe gegevens juist, de volgende documenten overgelegd:
- een geldig Chinees paspoort (nr. [nummer chinees paspoort 1] ) op 28 oktober 2015 afgegeven door het Chinees consulaat in Florence (Italië);
- een verblijfsdocument (nr. [nummer verblijfsdocument] ), geldig tot 16 april 2023;
- een Nederlands reisdocument (nr. [nummer nederlands reisdocument] ), afgegeven door de burgemeester van [plaatsnaam 3] en geldig tot 15 juni 2018;
- een dubbel gelegaliseerde notariële geboorteakte (nr. [nummer geboorteakte] ), gedateerd 7 februari 2018;
- een dubbel gelegaliseerde PSB-verklaring (Public Security Bureau) (nr. [nummer PSB-verklaring] ), gedateerd
7 februari 2018;
- een dubbel gelegaliseerde hukou (Chinees huishoudregistratieboekje) (nr. [nummer hukou] ), gedateerd
7 februari 2018;
- een kopie van een oud Chinees paspoort (nr. [nummer chinees paspoort 2] ), afgegeven in Zhejiang (China) op 18 oktober 1999 en geldig tot 17 oktober 2004;
- een oud Chinees diploma, afgegeven op 5 juni 1997;
- een deskundigenrapportage verwantschapsonderzoek (DNA-onderzoek) door Verilabs, gedateerd 27 juli 2018;
- een onderzoeksrapport van een gezichtsvergelijkend onderzoek door het NFO, gedateerd
29 augustus 2018;
- een aanbiedingsbrief van de IND omtrent ambtshalve vergunningverlening, gedateerd
9 juli 2007 en
- een rapport eerste en nader verhoor bij de IND van respectievelijk 6 april en 15 mei 2000.
4.3
Het college stelt dat eiseres hiermee niet onomstotelijk heeft aangetoond dat de in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist en de nieuwe gegevens juist zijn. Volgens het college is niet vast komen te staan dat de door eiseres nieuw verstrekte gegevens betrekking hebben op dezelfde persoon als ingeschreven in de brp.
4.4
De rechtbank overweegt dat eiseres is ingeschreven in de brp op basis van een onder ede afgelegde verklaring als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wet brp. Eiseres dient aan de hand van een geschrift van hogere rangorde aan te tonen dat de te wijzigen gegevens feitelijk onjuist zijn.
Dubbel gelegaliseerde PSB-verklaring, hukou en notariële geboorteakte
4.5
Eiseres heeft hiertoe (onder meer) een dubbel gelegaliseerde PSB-verklaring en een dubbel gelegaliseerde hukou in het geding gebracht.
4.6
Anders dan het college is de rechtbank van oordeel dat niet noodzakelijk is dat de originele hukou wordt overgelegd. In paragraaf B1 van de Circulaire legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken (staat van personen en toepassing DNA-onderzoek) staat immers:
"Als hoofdregel geldt dat de herkomst van een buitenlands stuk betreffende de staat van een persoon dient te worden gecontroleerd door middel van legalisatie. […] Het desbetreffende stuk dient in het land van herkomst te worden gelegaliseerd door de daartoe bevoegde autoriteiten die in een zodanige functionele of hiërarchische relatie tot de afgevende instanties staan, dat zij voor de geldigheid van het document kunnen instaan. In de meeste gevallen zal dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken van dat land zijn. Vervolgens dient het stuk te worden gelegaliseerd door de voor dat land bevoegde Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging."
In paragraaf B3.1 van de Circulaire staat:
"De legalisatieketen per land wordt bekendgemaakt via de website van de rijksoverheid. Op de website www.nederlandwereldwijd.nl van het ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: BZ) staan de eisen voor het legaliseren van documenten uit China voor gebruik in Nederland. Op deze website staat dat voor legalisatie van een uittreksel van een geboorteakte voor personen geboren voor 1 maart 1996 nodig zijn:
1. Een notarieel certificaat met geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en namen van vader en moeder.
2. Een
gewaarmerkte kopie(
onderstreping rechtbank) van één van de volgende documenten:
a. Hukou van de ouders waarin de geboorte van de persoon om wiens identiteit het gaat, staat;
b. Een ziekenhuisverklaring waarin staat dat deze geschikt is voor aangifte in het Hukou- register;
c. Een verklaring van het PSB met al de geboortegegevens van de persoon om wiens identiteit het gaat.
3. Een gewaarmerkte kopie van de eigen actuele en complete hukou.
Deze kopie is niet nodig als de persoon om wiens identiteit het gaat staat vermeld als inwonend kind in de complete en actuele hukou van zijn of haar ouders. (…)”
(zie ook AbRS 5 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:380).
Eiseres heeft een gelegaliseerd notarieel certificaat overgelegd met geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en namen van vader en moeder, de zogenoemde de PSB-verklaring. Daarnaast heeft eiseres een gewaarmerkte kopie van de hukou van de ouders overgelegd, waarin de geboorte van de persoon om wiens identiteit het gaat, staat. Omdat deze persoon, [naam wijziging eiseres ] , nog steeds vermeld staat op deze hukou is een gewaarmerkte kopie van de eigen actuele en complete hukou niet nodig. Nu voormelde documenten zijn gelegaliseerd door het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassade, is voldaan aan de eisen die aan deze documenten worden gesteld.
4.7
Beide documenten bevestigen de inhoud van de dubbel gelegaliseerde notariële geboorteakte die door eiseres is overgelegd. Deze geboorteakte is echt bevonden door Bureau Documenten en vormt naar het oordeel van de rechtbank, evenals de dubbel gelegaliseerde PSB-verklaring en de dubbel gelegaliseerde hukou, een brondocument zoals bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, van de Wet brp. Daarmee staan deze geschriften hoger op de ranglijst en moet er meer waarde aan worden toegekend dan aan de verklaring onder ede op basis waarvan de huidige identiteit van eiseres is vastgelegd.
4.8
Uit de dubbel gelegaliseerde notariële geboorteakte volgt dat [naam wijziging eiseres ] is geboren op 24 oktober 1979 te Wenzhou (China), dat haar vader [naam vader 2] is, geboren 26 oktober 1948 en dat haar moeder [naam moeder 2] is, geboren 27 mei 1951.
DNA-onderzoek
4.9
Eiseres heeft een DNA-onderzoek overgelegd, waarin is vast komen te staan dat de ouders zoals vermeld in de hukou met een grote zekerheid van 99,9999% (‘praktisch bewezen’) haar biologische ouders zijn.
4.1
Het college heeft gesteld dat het DNA-onderzoek er niet toe leidt dat de identiteit van eiseres vaststaat. Het onderzoek bewijst wellicht dat eiseres een dochter is van de betrokkenen, maar het is nog onbekend welke dochter precies (zie AbRS 22 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1631). Ook zegt het DNA-onderzoek niets over de inhoudelijke juistheid van de overgelegde documenten (zoals de hukou) of over de juistheid van de koppeling van dit document aan de persoon van wie het DNA is onderzocht. Het college wijst er daarbij op dat tijdens de afname van het DNA geen foto van de ouders is gemaakt, zodat niet duidelijk is hoe hun identiteit is vastgesteld.
Eiseres stelt dat [naam moeder 2] en [naam vader 2] zich hebben gelegitimeerd met een geldig legitimatiebewijs bij de Nederlandse Consulaat-Generaal in Shanghai.
4.11
De rechtbank overweegt dat er op grond van jurisprudentie van de AbRS vanuit moet worden gegaan dat bij het afnemen van het DNA de correcte procedure is gevolgd en dat de betrokken werknemers van het Nederlandse Consulaat-Generaal in Shanghai voldoende kundig zijn om de identiteit van personen te kunnen vaststellen (zie AbRS 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:233). Op grond van deze vaste rechtspraak van de AbRS kan een DNA-onderzoek als aanvullend bewijs dienen. Een beoordeling van een DNA-onderzoek kan echter pas aan de orde komen als er aanknopingspunten zij voor de stelling dat een persoon is wie hij zegt te zijn, maar nader bewijs noodzakelijk is (zie onder meer AbRS 29 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1145).
4.12
In dit geval zijn er naar het oordeel van de rechtbank concrete aanknopingspunten voor de stelling van eiseres dat zij [naam wijziging eiseres ] is, namelijk de door haar overgelegde dubbel gelegaliseerde PSB-verklaring, hukou en notariële geboorteakte. Zoals hiervoor overwogen zijn dit immers brondocumenten die voor een persoon afkomstig uit China afdoende en toereikend zijn om de daarin opgenomen gegevens te registreren in de brp (zie AbRS 22 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1631). De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of eiseres de persoon is van wie gegevens in die brondocumenten zijn opgenomen. Die vraag kan naar het oordeel van de rechtbank bevestigd worden beantwoord op basis van voormeld DNA-onderzoek.
4.13
Het standpunt van het college dat de hukou (mogelijk) incompleet en inhoudelijk onjuist is, zodat eiseres mogelijk een andere dochter van de in de hukou genoemde betrokkenen zou kunnen zijn, volgt de rechtbank niet.
Het college plaatst vraagtekens bij de inhoud van de hukou omdat niet is opgenomen dat [naam wijziging eiseres ] ooit is uitgeschreven en omdat volgens het college een ‘second son’ ontbreekt.
Eiseres heeft naar aanleiding hiervan aangevoerd dat de tweede zoon niet is opgenomen omdat gezinsleden die trouwen en een gezin stichten worden uitgeschreven uit de hukou van hun ouders. De hukou vermeldt alle gezinsleden die staan ingeschreven op het adres van de hoofdbewoner. Dat eiseres niet is uitgeschreven, heeft volgens haar te maken met het feit dat zij nooit de officiële immigratieprocedure heeft gevolgd.
De rechtbank acht deze verklaringen van eiseres aannemelijk en ziet onvoldoende aanleiding om aan de inhoud van de hukou te twijfelen.
De stelling van het college dat er mogelijk nog andere dochters zouden zijn, die niet zijn vermeld op de hukou, is bovendien niet gebaseerd op enig objectief gegeven. De rechtbank ziet voor deze stelling geen enkel aanknopingspunt. Integendeel, uit een door eiseres overgelegde dubbel gelegaliseerde PSB-verklaring blijkt dat [naam vader 2] en [naam moeder 2] vier kinderen hebben gekregen, waarvan drie zonen en één dochter. Dat eiseres een andere dochter van de in de hukou genoemde betrokkenen zou zijn, is gelet hierop onaannemelijk (zie AbRS 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:611).
Gezichtsvergelijkend onderzoek
4.14
Het voorgaande wordt naar het oordeel van de rechtbank nog eens bevestigd door de uitkomst van het gezichtsvergelijkend onderzoek, dat door de AbRS wordt aangemerkt als rechtsgeldig bewijs (AbRS 5 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2910, r.o. 4.2). Het gezichtsvergelijkend onderzoek kan in dit geval dienen als steunbewijs. Daarbij merkt de rechtbank op dat weliswaar een kopie van een oud Chinees paspoort is onderzocht, maar wel het origineel van het oude Chinese diploma. Bij afweging van de waargenomen bevindingen, afgezet tegen de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de foto’s op het geldige paspoort, het verblijfsdocument en het reisdocument enerzijds en de aard en hoedanigheid van de toegepaste onderzoekstechnieken en de daarbij verkregen resultaten anderzijds wordt geconcludeerd dat de resultaten van het gezichtsvergelijkend onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer [naam wijziging eiseres ] dezelfde persoon is als [naam eiseres 1] dan wanneer dit niet zo is. Er zijn diverse morfologische overeenkomsten aangetroffen en geen significante en karakteristieke morfologische verschillen. Daarmee is de mate van waarschijnlijkheid van de bevindingen naar het oordeel van de rechtbank groot genoeg om te dienen als ondersteuning van de conclusie dat eiseres en [naam wijziging eiseres ] dezelfde persoon zijn.
5.
Conclusie
5.1
De rechtbank concludeert dat eiseres door middel van brondocumenten met een hogere rangorde – de dubbel gelegaliseerde PSB-verklaring en de dubbel gelegaliseerde hukou – en het DNA-onderzoek heeft aangetoond dat [naam wijziging eiseres ] , geboren op
24 oktober 1979 te Wenzhou (China), vader: [naam vader 2] , geboren 26 oktober 1948 en moeder: [naam moeder 2] , geboren 27 mei 1951, haar juiste gegevens zijn. Zij is thans ingeschreven met andere persoonsgegevens. Nu vast staat dat de gestelde persoonsgegevens de juiste zijn, staat vast dat de ingeschreven persoonsgegevens onjuist zijn (zie AbRS
8 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:580 en AbRS 23 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1707).
5.2
Gelet op het voorgaande behoeven de overige stellingen van partijen geen bespreking meer. Dit geldt ook voor de stellingen over het in Florence verstrekte Chinese paspoort, aangezien een paspoort een document is dat in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp een lagere rangorde (artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp) heeft dan de PSB-verklaring en de hukou (artikel 2.8, tweede lid, onder c, van de Wet brp) .
5.3
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit.
5.4
De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat het college de in de brp geregistreerde gegevens zoals hiervoor vermeld, conform de aanvraag van eiseres dient te wijzigen in:
Voornaam: [voornaam eiseres 2] ,
Geslachtsnaam: [geslachtsnaam eiseres 2] ,
Geboren op 24 oktober 1979 te Wenzhou (China),
Nationaliteit: Chinese,
Vader: [naam vader 2] , geboren 26 oktober 1948 en
Moeder: [naam moeder 2] , geboren 27 mei 1951.
Deze uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde besluit.
5.5
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
5.6
De rechtbank veroordeelt het college in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het college wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 2.404,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 534,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na heropening onderzoek, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1
= € 534,- + € 1870,-).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat het college de in de brp geregistreerde gegevens van eiseres conform de aanvraag van eiseres dient te wijzigen zoals vermeld in rechtsoverweging 5.4;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 2.404,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier, op 16 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.