ECLI:NL:RVS:2019:1631

Raad van State

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
22 mei 2019
Zaaknummer
201807807/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging persoonsgegevens in de basisregistratie personen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die haar verzoek tot wijziging van persoonsgegevens in de basisregistratie personen (brp) heeft afgewezen. Het college van burgemeester en wethouders van Wierden had op 20 oktober 2017 het verzoek van [appellante] om haar persoonsgegevens te wijzigen afgewezen, omdat niet onomstotelijk vaststond dat de gegevens in de brp onjuist waren. De rechtbank heeft deze beslissing op 14 augustus 2018 bevestigd.

[appellante] heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de overgelegde documenten niet voldoende bewijs leveren voor haar identiteit. Zij heeft verschillende documenten overgelegd, waaronder een Chinees paspoort en een DNA-onderzoek, waaruit zou blijken dat zij dezelfde persoon is als degene die in de brondocumenten wordt genoemd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 april 2019 behandeld.

De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de overgelegde documenten niet onomstotelijk bewijs leveren voor de wijziging van de gegevens in de brp. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de gegevens in de brp betrouwbaar moeten zijn en dat de burger de plicht heeft om sterke documenten te overleggen. De Afdeling bevestigt dat er redelijke twijfel bestaat over de identiteit van [appellante] en dat het college geen aanleiding heeft hoeven zien om de gegevens te wijzigen.

De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van [appellante] wordt ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201807807/1/A3.
Datum uitspraak: 22 mei 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Wierden,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 augustus 2018 in zaak nr. 18/847 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Wierden.
Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2017 heeft het college een verzoek van [appellante] tot wijziging van haar persoonsgegevens in de basisregistratie personen (hierna: brp) afgewezen.
Bij besluit van 28 maart 2018 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 augustus 2018 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2019, waar [appellante], bijgestaan door mr. A.H. Diels, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door F. Bonthuis en I.L.B. Boers-Leijten, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellante] staat in de brp ingeschreven als [voornaam] [appellante], geboren op [1989] te Xingyou (China). Deze gegevens zijn ontleend aan een door haar op 7 april 2005 afgelegde verklaring onder ede in het kader van haar asielprocedure. Zij heeft het college verzocht om haar gegevens te wijzigen in [naam], geboren op [1975] te Fujian (China). Daartoe heeft zij de volgende documenten overgelegd:
- een Chinees paspoort, op 8 oktober 2007 afgegeven door de Chinese ambassade te Den Haag;
- een geldige verblijfsvergunning;
- een notariële geboorteverklaring;
- een notariële verklaring betreffende het huishoudregistratieboekje, oftewel hukou, van zowel de vader als de moeder;
- een verklaring van een Public Security Bureau, betreffende het ontbreken van een hukou van [naam];
- een rapport van gezichtsvergelijkend onderzoek, uitgevoerd door de IND;
- een rapport van DNA-verwantschapsonderzoek (hierna: DNA-onderzoek) tussen [appellante] en haar vader.
Het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat volgens het college niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de haar betreffende gegevens in de brp onjuist zijn en [appellante] dezelfde persoon is als de in de door haar overgelegde documenten genoemde persoon.
Wetgeving
2.    De relevante wetgeving is opgenomen in de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
Hoger beroep
3.    [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat uit de overgelegde documenten blijkt dat het onomstotelijk vaststaat dat de over haar in de brp geregistreerde gegevens onjuist zijn en zij [naam] is. Daartoe voert zij aan dat de rechtbank impliciet ten onrechte ervan uit is gegaan dat uit elk document afzonderlijk moet blijken dat zij [naam] is. De documenten moeten voor die beoordeling in onderlinge samenhang worden bezien. Uit het verwantschapsonderzoek blijkt dat de als vader van [naam] in documenten vermelde [persoon] haar biologische vader is. De mogelijke tegenwerping door de rechtbank dat [appellante] een van de andere twee dochters van hem zou kunnen zijn, valt buiten de omvang van het geschil. Weliswaar blijkt de onomstotelijkheid van de onjuistheid van haar gegevens in de brp niet uit het gezichtsvergelijkend onderzoek door de IND, maar fungeert dit wel als steunbewijs, aldus [appellante].
Oordeel Afdeling
4.    De rechtbank heeft terecht verwezen naar vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:233) waarin de Afdeling heeft overwogen dat voorop dient te worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet evenwel niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 126). Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet basisregistratie personen onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.
4.1.    De Afdeling constateert dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, niet in geschil is dat [appellante] brondocumenten heeft overgelegd die voor een persoon afkomstig uit China afdoende en toereikend zijn om de daarin opgenomen gegevens te registreren in de brp. Waar het in deze zaak om gaat is of [appellante] de persoon is van wie gegevens in die brondocumenten zijn opgenomen.
4.2.    In dit kader heeft [appellante] het rapport van het DNA-onderzoek van Verilabs van 29 juni 2017 overgelegd. Uit het DNA-onderzoek volgt dat praktisch is bewezen dat [persoon] de biologische vader is van [appellante]. De betrouwbaarheid van het DNA-onderzoek is niet in geschil. Dat betekent dat het DNA-onderzoek als aanvullend bewijs kan worden gebruikt om aan te tonen dat [appellante] dezelfde persoon is als degene die onder de [naam] is genoemd in de door haar reeds overgelegde brondocumenten.
4.3.    Om het verband aan te tonen tussen [appellante] en de overgelegde brondocumenten is een gezichtsvergelijkend onderzoek gedaan door de IND. Dit onderzoek betreft vijf foto’s. Foto 1 is een pasfoto gescand van het Chinese paspoort van [naam], foto 2 is een pasfoto gescand van een vermoedelijk in 1993 afgegeven Chinese identiteitskaart van [naam] en foto 3, foto 4 en foto 5 zijn pasfoto’s van [appellante] uit Indigo, het informatiseringsysteem van de IND, gescand op respectievelijk 1 april 2015, 26 februari 2009 en 18 augustus 2004. De IND komt tot de conclusie dat veel steun bestaat voor de hypothese dat foto 3, foto 4 en foto 5 dezelfde persoon weergeven, dat redelijke steun bestaat voor de hypothese dat de persoon op foto 1 dezelfde persoon is als de persoon op foto 3, foto 4 en foto 5 en dat enige steun bestaat voor de hypothese dat de persoon op foto 2 dezelfde persoon is als de persoon op de andere foto’s.
4.4.    De Afdeling is van oordeel dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij dezelfde persoon is als degene die onder de [naam] in de door haar overgelegde brondocumenten is genoemd. Het verband tussen de brondocumenten en [appellante] kan gezien de uitkomst van het DNA-onderzoek en het gezichtsvergelijkend onderzoek niet zonder meer worden gelegd. Zoals overwogen onder 4, is voor een wijziging van in de brp geregistreerde gegevens vereist dat onomstotelijk vaststaat dat deze feitelijk onjuist zijn. Dat is hier niet het geval. Anders dan [appellante] betoogt, volgt, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, uit het verwantschapsonderzoek slechts dat zij een dochter is van [persoon], zodat nog onbekend is welke dochter [appellante] is. Anders dan [appellante] betoogt, heeft het college deze twijfel bovendien al bij de besluiten van 20 oktober 2017 en 28 maart 2018 kenbaar gemaakt. Het verband tussen [appellante] en de brondocumenten is ook niet gelegd met behulp van het gezichtsvergelijkend onderzoek, omdat daaruit slechts volgt dat enige steun bestaat voor het oordeel dat [appellante] [naam] is. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het Chinese paspoort van [naam] in Nederland is afgegeven aan [appellante] en het daarom onduidelijk is of de pasfoto op dit paspoort [appellante] of [naam] betreft. De Afdeling merkt op dat het feit dat er sprake is van enige gelijkenis ook zou kunnen worden verklaard door familiebanden tussen [appellante] en de persoon op de foto op het identiteitsbewijs. Daardoor blijft ook wanneer de documenten in onderlinge samenhang worden bezien redelijke twijfel bestaan of [appellante] [naam] is.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande terecht tot de conclusie gekomen dat het college geen aanleiding heeft hoeven zien om de gegevens van [appellante] te wijzigen, omdat, nu redelijke twijfel overblijft of [appellante] de persoon is in de identiteitspapieren, niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de in de brp geregistreerde gegevens onjuist zijn.
Conclusie
5.        Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6.            Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.
w.g. Daalder    w.g. De Vries
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2019
582-898.
BIJLAGE
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.7
1. In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
a. algemene gegevens:
1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;
[…]
Artikel 2.8
[…]
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
[…]
Artikel 2.58
1. Het college van burgemeester en wethouders voldoet binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisregistratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
[…]