201905782/1/A3.
Datum uitspraak: 22 april 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Emmen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 juni 2019 in zaak nr. 18/2656 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Emmen.
Procesverloop
Bij besluit van 18 september 2017 heeft het college het verzoek van [appellant] om zijn geboortedatum in de Basisregistratie personen (hierna: Brp) te wijzigen, afgewezen.
Bij besluit van 19 juli 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 juni 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2020, waar [appellant], bijgestaan door mr. H.J.M. Nijholt, advocaat te Emmen en vergezeld door [tolk], en het college, vertegenwoordigd door C. Jagt en K. Eising-Jeuring, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De relevante artikelen uit het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet brp) zijn opgenomen in een bijlage. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.
Inleiding
2. [appellant] is in 2013 in het kader van gezinshereniging vanuit Somalië naar Nederland gekomen. In de Brp staat als geboortedatum [1971] geregistreerd. [appellant] heeft het college verzocht om zijn geboortedatum in de Brp te wijzigen in [1956]. Hij heeft daarvoor op 28 juni 2017 een verzoek bij het college ingediend en daarbij een paspoort en een "Verklaring van Geboorte" van de ambassade van Somalië te Brussel overgelegd.
Besluitvorming
3. Het college heeft het verzoek van [appellant] bij besluit van 18 september 2017 afgewezen. Volgens het college heeft [appellant] geen juiste geboorteakte overgelegd. Uit deze akte blijkt niet dat de daarin genoemde persoon dezelfde persoon is als de in de Brp geregistreerde persoon.
3.1. Bij besluit van 19 juli 2018 heeft het college het door [appellant] gemaakte bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de Commissie van advies voor de bezwaarschriften, ongegrond verklaard. In het besluit op bezwaar heeft het college het standpunt ingenomen dat de door [appellant] bij de aanvraag en in bezwaar overgelegde documenten niet sterker zijn dan de eerder ten tijde van de inschrijving van de Brp overgelegde documenten. Daarom staat niet onomstotelijk vast dat de gegevens in de Brp feitelijk onjuist zijn, aldus het college.
Aangevallen uitspraak
4. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Zij heeft het college gevolgd in zijn standpunt dat [appellant] met de overgelegde documenten niet onomstotelijk heeft aangetoond dat de in de Brp geregistreerde geboortedatum feitelijk onjuist is. Het college heeft verder volgens de rechtbank terecht gesteld dat ook de verklaring van de zus van [appellant] niet bewijst dat de geregistreerde geboortedatum onjuist is. Verder kan het persoonlijk belang van [appellant] bij inwilliging van het verzoek niet leiden tot een wijziging van de geboortedatum, omdat het gesloten systeem van brondocumenten in de Wet brp geen ruimte biedt voor een belangenafweging, aldus de rechtbank.
Het geschil in hoger beroep
5. [appellant] is het niet eens met deze uitspraak. Hij voert aan dat de administratie van geboortes in Somalië zeer slecht op orde is en dat het niet mogelijk is om Somalische brondocumenten te verkrijgen. Hij heeft in eerdere procedures een paspoort met geboortedatum [1956], afgegeven door de ambassade van Somalië in Brussel, een "Verklaring van Geboorte" van diezelfde ambassade, een geboorteakte uit Mogadishu en een verklaring van zijn zus overgelegd. Dit zijn alle documenten die hij kan verkrijgen. Een te strikte uitleg van de regels betekent dat in de Brp fouten blijven staan, vooral met betrekking tot personen die afkomstig zijn uit landen waar brondocumenten niet zijn te verkrijgen. Volgens [appellant] dient de eis van het overleggen van brondocumenten daarom voor hem te vervallen. Indien die eis niet komt te vervallen dan vindt volgens hem discriminatie op grond van geboorte plaats. In dat kader doet hij een beroep op de artikelen 8 en 14 van het EVRM. Hij heeft een groot belang bij wijziging van zijn geboortedatum, omdat op basis van leeftijd bijvoorbeeld wordt bepaald wanneer recht op ouderdomspensioen bestaat. Vanwege dit grote belang, dient de mogelijkheid te bestaan om een uitzondering op de regels te maken op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), aldus [appellant].
i. De bij het verzoek overgelegde documenten
5.1. Zoals de rechtbank terecht onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling heeft overwogen, moeten gegevens in de Brp betrouwbaar en duidelijk zijn. Voor het wijzigen van eenmaal in de Brp geregistreerde gegevens dient onomstotelijk vast te staan dat deze gegevens feitelijk onjuist zijn, de nieuwe gegevens juist zijn en dat de nieuwe en oude gegevens betrekking hebben op dezelfde persoon. De onjuistheid van de registratie kan alleen worden aangetoond met een document als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:536, overweging 5.1 en van 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2839, overweging 3.1). Daarnaast blijkt uit de memorie van toelichting bij de Wet brp dat artikel 2.10, tweede lid, er onder meer toe strekt te voorkomen dat gegevens betreffende de burgerlijke staat in de Brp worden opgenomen op grond van geschriften die in verband met processueel of materieel Nederlands internationaal privaatrecht in strijd moeten worden geacht met de Nederlandse openbare orde (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 128). Dit betekent dat een buitenlandse akte er blijk van moet geven op, naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 september 2019. ECLI:NL:RVS:2019:3255, overweging 4.1). 5.2. Het college heeft in het besluit op bezwaar gesteld dat [appellant], toen hij in 2013 naar Nederland kwam, over een Somalisch paspoort beschikte. Dat paspoort heeft hij overgelegd toen hij zich voor het eerst inschreef in de Brp. Zijn persoonsgegevens, waaronder de geboortedatum [1971], zijn ontleend aan dit paspoort. Daarna heeft [appellant] bij een aantal officiële inschrijfmomenten, zoals bij de vervolginschrijving in de gemeente Emmen, bij zijn echtscheiding en bij de registratie van zijn kinderen, niet vermeld dat zijn geboortedatum onjuist is, aldus het college.
5.3. Om aan te tonen dat zijn geboortedatum onjuist is, heeft [appellant] bij zijn verzoek om wijziging van de geboortedatum in de Brp een "Verklaring van Geboorte" van 24 november 2016 overgelegd van de ambassade van Somalië te Brussel, waarin staat "(…) was born in: Mogadishu (Somalia) [1971] alias [1956] (…)". Ook heeft hij een op 10 mei 2017 afgegeven paspoort overgelegd, waarin als geboortedatum [1956] is vermeld. In bezwaar heeft [appellant] nog een verklaring van zijn zus overgelegd, waarin zij verklaart dat hij op [1956] is geboren. In beroep heeft [appellant] vervolgens een geboorteakte van de "Municipality of Mogadishu" overgelegd, die is afgegeven op 9 september 2018 en waarin ook de geboortedatum van [1956] is vermeld.
5.4. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat met deze documenten niet onomstotelijk vaststaat dat de in de Brp geregistreerde persoonsgegevens feitelijk onjuist zijn. Daarbij is belangrijk dat de "Verklaring van Geboorte" van de ambassade van Somalië is opgesteld op verzoek van [appellant] en alleen is gebaseerd op door hemzelf verstrekte informatie tijdens een interview, waarbij hem vragen zijn gesteld over school en over vroeger. Dit geldt ook voor de op 9 september 2018 in Mogadishu afgegeven geboorteakte, die, zo heeft de rechtbank terecht overwogen, alleen is gebaseerd op de getuigenissen van zes vrienden en op informatie die [appellant] per videoverbinding aan de ambtenaar heeft verstrekt. Omdat de "Verklaring van Geboorte" van de ambassade van Somalië en de geboorteakte uit Mogadishu alleen zijn gebaseerd op mondelinge verklaringen van [appellant] zelf dan wel van zijn vrienden, geven deze documenten er geen blijk van op, naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd. Ook heeft het college terecht geen aanleiding gezien om op basis van het op 10 mei 2017 afgegeven paspoort de geboortedatum te wijzigen. Weliswaar is in dit paspoort als geboortedatum [1956] vermeld, maar het document dateert van na de "Verklaring van Geboorte" en het lijkt op basis van deze verklaring te zijn afgegeven. Over de verklaring van de zus, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat deze verklaring geen brondocument is, als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Deze verklaring kan daarom niet leiden tot wijziging van de geboortedatum in de Brp. Op grond van de door [appellant] in hoger beroep overgelegde "Verklaring van de Identiteit" staat evenmin onomstotelijk vast dat de in de Brp geregistreerde geboortedatum feitelijk onjuist is. Zoals [appellant] ter zitting van de Afdeling ook heeft erkend, heeft dit document dezelfde waarde als de eerder door hem overgelegde documenten. Het college heeft het verzoek van [appellant] terecht afgewezen, omdat niet onomstotelijk vaststaat dat de in de Brp geregistreerde geboortedatum onjuist is. De rechtbank is terecht tot datzelfde oordeel gekomen.
ii. Uitzondering
5.5. [appellant] stelt dat hij geen andere, meer betrouwbare, documenten kan krijgen dan de documenten die hij al in de procedure heeft verstrekt. De Afdeling vindt die stelling, die het college niet heeft weersproken, aannemelijk. Het college heeft in dit kader ook gesteld dat de geboorteakte en de geboorteverklaring van de ambassade van Somalië te Brussel niet kunnen worden gelegaliseerd, omdat brondocumenten afgegeven door Somalische consulaten in het buitenland, zonder nadere inhoudelijke controle op juistheid, relatief gemakkelijk en tegen betaling verkrijgbaar zijn. Volgens [appellant] wordt hij, indien in zijn situatie wordt vastgehouden aan de vereisten voor het wijzigen van zijn geboortedatum, in strijd met de artikelen 8-en 14 van het EVRM, gediscrimineerd.
5.6. Het Europees Hof voor de Rechten van Mens (hierna: EHRM) heeft aanvaard dat ook een ongerechtvaardigd onderscheid kan bestaan in het geval dat ongelijke gevallen gelijk worden behandeld. Een ongerechtvaardigd onderscheid doet zich in die situatie voor indien het onderscheid geen legitiem doel dient of er geen redelijke, proportionele verhouding bestaat tussen de gebruikte middelen en het doel dat daarmee wordt beoogd te bereiken (zie EHRM, Thlimmenos tegen Griekenland, arrest van 6 april 2000, ECLI:CE:ECHR:2000:0406JUD003436997, overwegingen 44 en 46; vgl. ook overweging 5.1 van de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2540). 5.7. Zoals hiervoor onder 5.1 is overwogen, moeten gegevens in de Brp betrouwbaar zijn. De registratie van deze gegevens is van essentieel belang voor het functioneren van de overheid. Zonder deze gegevens is de overheid niet in staat de taken uit te voeren die aan haar zijn toevertrouwd. Het gaat om kerngegevens die alle overheidsorganen in beginsel nodig hebben in verband met de uitvoering van hun werkzaamheden (zie Kamerstukken II 2011/12, 33 219, nr. 3, blz. 4). Dat de gegevens in de Brp betrouwbaar moeten zijn, dient onder meer het economisch welzijn van het land. Om dat legitieme doel te bereiken, moet de onjuistheid van geregistreerde gegevens door middel van brondocumenten worden aangetoond. Voor een buitenlandse akte geldt dat deze er blijk van moet geven op, naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd. Naar het oordeel van de Afdeling staat het vereiste van het overleggen van buitenlandse akten die zijn gebaseerd op betrouwbare gegevens in redelijke en proportionele verhouding tot het bereiken van het doel dat de gegevens in de Brp betrouwbaar zijn.
5.8. Het vereiste dat een buitenlandse akte op betrouwbare gegevens moet zijn gebaseerd, dient het algemeen belang. In de situatie van [appellant] ziet de Afdeling geen aanleiding om een uitzondering te maken op dit vereiste. Daarbij is van belang dat [appellant] naar aanleiding van de verklaring van zijn ex-echtgenote dat hij is geboren op [1971] in Somalië een paspoort bij de autoriteiten heeft aangevraagd met die geboortedatum. Hij heeft vervolgens dat paspoort overgelegd toen hij zich voor het eerst in de Brp inschreef. Later heeft hij bij officiële registratiemomenten bij de gemeente diezelfde geboortedatum gehandhaafd. Daar komt bij dat hij zich, wat betreft de gevolgen van de afwijzing van het verzoek, niet onderscheidt van anderen die zich in dezelfde situatie bevinden. Dat in Somalië een gebrekkige bevolkingsadministratie bestaat en [appellant] daarom in bewijsnood verkeert, betekent niet dat zijn belang alleen om die reden zwaarder dient te wegen dan het algemeen belang dat gegevens in de Brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn.
5.9. De rechtbank heeft ten slotte terecht geoordeeld dat artikel 4:84 van de Awb niet van betekenis is, omdat het in deze situatie niet gaat om de toepassing van beleidsregels. Ingevolge artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp is er voor het college geen ruimte om een buitenlands document in de Brp te registreren dat niet voldoet aan de voorwaarden (zie overweging 4.1 van de uitspraak van 21 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3221). Slotsom
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Grimbergen, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Grimbergen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2020
581.
BIJLAGE
Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 8
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Artikel 14
Het genot van de rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, moet worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.8
[…]
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
[…].
Artikel 2.10
[…].
2. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
[…]
Artikel 2.58
1. Het college van burgemeester en wethouders voldoet binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisregistratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
[…].