ECLI:NL:RBZWB:2021:261
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Geheimhoudingsbeslissing
- Rechtspraak.nl
Geheimhoudingsbeslissing inzake verzoek om geheimhouding van de inspecteur van de Belastingdienst
Op 21 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een geheimhoudingsbeslissing genomen in een zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had verzocht om geheimhouding van bepaalde stukken op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het verzoek om geheimhouding toegewezen, waarbij zij heeft overwogen dat een deel van de geheimgehouden passages bescherming van persoonsgegevens betreft en dat andere passages vallen onder de vrijheid en vertrouwelijkheid van juridisch intern beraad van de Belastingdienst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur in eerste instantie te veel had geschoond, maar na een waarschuwing van de geheimhoudingskamer nieuwe, minder geschoonde stukken heeft overgelegd. De geheimhoudingskamer heeft besloten geen zitting te houden, omdat de aard van de procedure dit niet vereiste. De rechtbank heeft de geheimgehouden stukken beoordeeld en geconcludeerd dat de redenen voor geheimhouding zwaarder wegen dan het belang van de belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van de stukken.
De rechtbank benadrukt dat geheimhouding niet lichtvaardig mag worden toegepast en dat bij het schonen van stukken steeds moet worden afgevraagd of er een voldoende zwaarwegend belang is om een passage geheim te houden. De beslissing is genomen door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.