Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2021 in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de weigering van het UWV om terug te komen op een eerder besluit van 7 juli 2009, waarin de Wajong-uitkering aan eiseres was geweigerd. Eiseres, geboren in 1989, had op 28 mei 2019 een nieuwe aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het UWV werd aangemerkt als een herhaalde aanvraag. Het UWV had eerder, op 28 juni 2019, in een primair besluit meegedeeld dat het niet zou terugkomen op het eerdere besluit. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond in een bestreden besluit van 20 november 2019.
Tijdens de zitting op 12 januari 2021 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde mr. J.H.E. Wanrooij, haar standpunt toegelicht. Eiseres voerde aan dat er nieuwe medische informatie was die de weigering om terug te komen op het eerdere besluit onterecht maakte. Het UWV, vertegenwoordigd door mr. M. Reitsma, betwistte dit en stelde dat de overgelegde informatie voornamelijk betrekking had op de situatie van eiseres na haar 18e verjaardag, en dat er geen nieuwe feiten waren die de eerdere beoordeling konden veranderen.
De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die de weigering om terug te komen op het besluit van 7 juli 2009 evident onredelijk maakten. De rechtbank concludeerde dat het UWV bevoegd was om het verzoek om terug te komen op het eerdere besluit af te wijzen, en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.