ECLI:NL:RBZWB:2021:256

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_2
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terug te komen op eerder besluit Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de weigering van het UWV om terug te komen op een eerder besluit van 7 juli 2009, waarin de Wajong-uitkering aan eiseres was geweigerd. Eiseres, geboren in 1989, had op 28 mei 2019 een nieuwe aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het UWV werd aangemerkt als een herhaalde aanvraag. Het UWV had eerder, op 28 juni 2019, in een primair besluit meegedeeld dat het niet zou terugkomen op het eerdere besluit. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond in een bestreden besluit van 20 november 2019.

Tijdens de zitting op 12 januari 2021 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde mr. J.H.E. Wanrooij, haar standpunt toegelicht. Eiseres voerde aan dat er nieuwe medische informatie was die de weigering om terug te komen op het eerdere besluit onterecht maakte. Het UWV, vertegenwoordigd door mr. M. Reitsma, betwistte dit en stelde dat de overgelegde informatie voornamelijk betrekking had op de situatie van eiseres na haar 18e verjaardag, en dat er geen nieuwe feiten waren die de eerdere beoordeling konden veranderen.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die de weigering om terug te komen op het besluit van 7 juli 2009 evident onredelijk maakten. De rechtbank concludeerde dat het UWV bevoegd was om het verzoek om terug te komen op het eerdere besluit af te wijzen, en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/2

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. J.H.E. Wanrooij,
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2019 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat niet wordt teruggekomen op een besluit van 7 juli 2009.
Bij besluit van 20 november 2019 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Reitsma.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres, geboren op [geboortedag] 1989, heeft op 28 mei 2019 een aanvraag gedaan voor
een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV geconcludeerd dat eiseres, rekening houdend met de bij haar vastgestelde beperkingen, in staat is het maatgevende loon te verdienen.
Met het onherroepelijke besluit van 7 juli 2009 heeft het UWV geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen
.
Op 7 juni 2019 heeft eiseres een nieuwe aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering. Het UWV heeft deze aanvraag aangemerkt als een herhaalde aanvraag.
Met het primaire besluit heeft het UWV geweigerd terug te komen op het besluit van 7 juli 2009. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Geschil
2. In geschil is of het UWV de weigering om terug te komen op het onherroepelijke besluit van 7 juli 2009, heeft mogen handhaven.
Standpunt eiseres
3. Eiseres voert aan dat er sprake is van nieuwe medische informatie.
Standpunt UWV
4. Het UWV stelt zich op het standpunt dat nagenoeg alle overgelegde informatie betrekking heeft op de situatie van eiseres ver na haar 18e verjaardag. Bovendien heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) gesteld dat bij de eerder vastgestelde belastbaarheid voldoende rekening is gehouden met de nu nog bestaande klachten. De stelling dat eiseres onder behandeling is van een psycholoog is bekend, zodat ook dat niet als een nieuw feit kan worden aangemerkt.
Wettelijk kader
5. In artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de aanvrager gehouden is nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan.
In het tweede lid is bepaald dat het bestuursorgaan, indien geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag kan afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Beoordeling rechtbank
6. Volgens vaste rechtspraak moet een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheids-uitkering na een eerdere afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking worden beoordeeld [1] .
Het UWV heeft de aanvraag van eiseres aangemerkt als een verzoek om voor het verleden terug te komen op het besluit van 7 juli 2009. Eiseres heeft ter zitting bevestigd dat haar verzoek alleen op het verleden betrekking heeft.
7. Bij de beoordeling of voor het verleden teruggekomen kan worden op het besluit van 7 juli 2009 is van belang of er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden.
Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd [2] .
Het is aan eiseres om nieuwe feiten of veranderde omstandigheden te stellen en van deze stellingen uiterlijk in bezwaar het nodige bewijs te leveren [3] .
8. Eiseres is op [geboortedag] 2006 17 jaar geworden en zij heeft de wachttijd van 1 jaar tot haar 18e doorlopen. De beoordelingsperiode is daarom de periode van [geboortedag] 2006 tot [geboortedag] 2007. Voordat een verzoek om terug te komen op een besluit kan slagen, zullen er stukken overgelegd moeten worden die betrekking hebben op deze beoordelingsperiode.
Eiseres heeft in bezwaar diverse medische stukken overgelegd. De verzekeringsarts b&b heeft deze stukken bestudeerd en is tot de conclusie gekomen dat er geen nieuwe medische feiten zijn aangevoerd die zouden moeten leiden tot een andere belastbaarheid dan zoals destijds is vastgesteld.
De rechtbank stelt vast dat nagenoeg alle stukken die eiseres in bezwaar heeft overgelegd geen betrekking hebben op de beoordelingsperiode. De stukken die geen betrekking hebben op de beoordelingsperiode kunnen niet worden aangemerkt als nieuwe feiten of omstandigheden.
Alleen in de informatie van de praktijkondersteuner van de huisarts en de school wordt melding gemaakt van een uitval/problemen rond het 17e jaar. Nog los van de vraag of hieruit geconcludeerd zou kunnen worden dat eiseres rond haar 17e jaar meer beperkingen zou hebben dan het UWV heeft aangenomen, blijkt uit deze informatie niet dat eiseres ook op haar 18e jaar (meer) beperkingen had. Omdat deze informatie niets zegt over de beperkingen van eiseres op haar 18e, kan ook niet geoordeeld worden dat er sprake is van nieuwe feiten/omstandigheden die zien op de datum dat eiseres 18 jaar werd, zijnde [geboortedag] 2007. Bij de beoordeling of er recht bestaat op een Wajong-uitkering zijn de beperkingen op die datum van belang. Nu ten aanzien van die datum geen nieuwe informatie is overgelegd was het UWV bevoegd om het verzoek om terug te komen op het eerdere besluit van 7 juli 2009, af te wijzen.
De (niet onderbouwde) stelling van eiseres ter zitting dat zij voor de bijstand volledig arbeidsongeschiktheid wordt beschouwd, betekent niet dat zij ook bij de beoordeling voor de Wajong als volledig arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Nog los van het feit dat de beoordeling in het kader van de bijstand geen betrekking heeft op de beoordelingsperiode, heeft de Wajong ook andere arbeidsongeschiktheidscriteria dan de bijstand.
Ook de eerst ter zitting naar voren gestelde stelling dat eiseres voor haar 30e volledig arbeidsongeschikt is brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Eiseres doelt hier op de bepaling van artikel 1a:1 onder b, van de Wajong. Ingevolge deze bepaling moet de belanghebbende in het jaar onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop zij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft gedurende tenminste 6 maanden studerende zijn.
Het besluit waarvan herziening is verzocht ziet op de datum dat eiseres 18 jaar is geworden. Omdat eiseres alleen heeft verzocht voor het verleden terug te komen op het besluit kan een beoordeling die na haar 18e jaar ligt, niet in deze procedure plaatsvinden.
Overigens heeft eiseres ter zitting bevestigd dat zij voor het laatst in 2007 een opleiding heeft gevolgd (het jaar dat ze 18 werd). Voor zover eiseres stelt dat zij in het jaar nadat zij studeerde al duurzaam geen arbeidsmogelijkheden had, valt dit buiten de omvang van het geding. Eiseres zal dan aan het UWV moeten verzoeken dit te beoordelen.
Ter informatie van eiseres merkt de rechtbank op dat eiseres, voor zover zij door het volgen van die opleiding aangemerkt kan worden als student in de zin van de Wajong, uiterlijk een jaar na afloop van die opleiding (dus in 2008) dusdanige beperkingen moeten hebben dat zij duurzaam geen arbeidsmogelijkheden voor arbeidsparticipatie heeft. De enkele stelling dat zij naar huis is gestuurd, omdat zij de opleiding niet aankan betekent niet zonder meer dat hiervan sprake is.
9. Eiseres heeft geen argumenten aangedragen die maken dat geoordeeld moet worden dat de weigering om terug te komen van het besluit evident onredelijk is [4] . Er is dan ook geen reden om te oordelen dat het UWV had moeten terugkomen op het besluit 7 juli 2009. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees op 21 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier De rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.