In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Middelburg, en de gemeente Middelburg over de handhaving van geluidshinder veroorzaakt door een skatebaan. Eiseres had eerder handhaving verzocht tegen de skatebaan, die in 2008 was aangelegd en in 2009 in gebruik was genomen. Het college van burgemeester en wethouders had het handhavingsverzoek in 2010 afgewezen, maar na meerdere rechtszaken en uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, werd het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. In het bestreden besluit van 24 april 2019 verklaarde het college het bezwaar van eiseres gegrond, maar weigerde het handhavend op te treden. Eiseres ging hiertegen in beroep.
De rechtbank oordeelde dat de gemeente als eigenaar van de skatebaan verantwoordelijk is voor de overtredingen van het geluidsnormen, ondanks dat de individuele skaters de overlast veroorzaken. De rechtbank stelde vast dat er geen concreet zicht op legalisatie was, omdat de gemeente geen vergunning had aangevraagd voor geluidsreducerende maatregelen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om een nieuw besluit te nemen. Tevens werd een voorlopige voorziening getroffen, waarbij de skatebaan moest worden gesloten tot twee weken na de nieuwe beslissing op bezwaar. Eiseres kreeg een schadevergoeding van € 2.000,- toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn en het college werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten.