In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. De eiser had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van medicijnen, eigen bijdragen voor medische kosten, de aanschaf van een computer en rechtshulp. Het primaire besluit van Orionis om deze aanvragen af te wijzen, werd door de rechtbank beoordeeld. Orionis had in een later besluit wel bijzondere bijstand voor de aanschaf van een computer toegekend, maar de overige aanvragen werden ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor medische zorg en de computer als algemene noodzakelijke kosten van bestaan werden beschouwd, waarvoor geen bijzondere bijstand werd verleend. De rechtbank concludeerde dat de eiser geen bijzondere omstandigheden had aangetoond die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, en oordeelde dat de door Orionis gemaakte afwegingen in lijn waren met de geldende wet- en regelgeving. De uitspraak benadrukt de beoordelingsvrijheid van het bijstandverlenend orgaan en de noodzaak voor de eiser om aan te tonen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand.