ECLI:NL:CRVB:2019:4313

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
18/4952 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Stehouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen bijzondere bijstand voor kosten van manege, sportvereniging en medische kosten

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland, die haar aanvragen om bijzondere bijstand voor verschillende kosten had afgewezen. De aanvragen betroffen onder andere de kosten voor paardrijlessen, contributie van een sportvereniging, premie van de ziektekostenverzekering, legeskosten voor een invalidenparkeerkaart, orthodontie, tandartskosten en kosten voor een schoolkamp. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor paardrijlessen en de sportvereniging niet noodzakelijk waren in de zin van artikel 35 van de Participatiewet (PW). De kosten voor de ziektekostenverzekering en legeskosten werden als algemene bestaanskosten beschouwd, die niet onder bijzondere omstandigheden vielen. De tandartskosten en orthodontiekosten werden afgewezen omdat er een voorliggende voorziening was in de vorm van de zorgverzekering. De kosten voor het schoolkamp werden eveneens afgewezen omdat deze onder de algemene kosten van bestaan vielen. Appellante voerde in hoger beroep aan dat deze kosten noodzakelijk waren voor de maatschappelijke participatie van haar kinderen en dat zij deze kosten niet kon betalen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de noodzakelijkheid van de kosten eerst vastgesteld moest worden voordat gekeken kon worden naar de draagkracht van appellante. Het hoger beroep werd afgewezen en de aangevallen uitspraken werden bevestigd.

Uitspraak

18 4952 PW, 18/4953 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 18 december 2019
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland van
27 juli 2018, 18/1463 (aangevallen uitspraak 1) en 18/1859 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Wormerland (college)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroepen ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2019. Appellante is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M. de Busser, L Smit en
mr. A. Olij.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.1.
Appellante heeft op 24 januari 2018 een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) ingediend voor de kosten van de contributie van een manege eerste kwartaal 2018, contributie van een sportvereniging 2018, de premie ziektekostenverzekering 2018 en de legeskosten in verband met een aanvraag van een invalidenparkeerkaart.
1.1.2.
Bij besluit van 22 februari 2018 (bestreden besluit 1) heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van contributie manege en contributie sportvereniging afgewezen op de grond dat niet is komen vast te staan dat deze kosten noodzakelijk zijn. De aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten bijzondere bijstand voor de premie ziektekostenverzekering is afgewezen op de grond dat deze kosten behoren tot de algemene kosten van bestaan en niet worden veroorzaakt door bijzondere omstandigheden. De aanvraag om bijzondere bijstand voor legeskosten in verband met aanvraag invalidekaart is afgewezen op de grond dat de kosten niet hoger zijn dan de draagkracht van appellante en dat zij daarom geen recht heeft op bijzondere bijstand. Tegen dit besluit heeft appellante met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) rechtstreeks beroep ingesteld.
1.2.1.
Op 27 maart 2018 heeft appellante een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de PW ingediend voor de kosten contributie manage tweede kwartaal 2018, orthodontist/tandarts, schoolkamp en eigen bijdrage medicatie.
1.2.2.
Bij besluit van 27 maart 2018 (bestreden besluit 2) heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van contributie manege tweede kwartaal 2018 afgewezen op de grond dat niet is komen vast te staan dat deze kosten noodzakelijk zijn. De aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten orthodontist/tandarts is afgewezen op de grond dat de zorgverzekering als passende en toereikende voorliggende voorziening wordt gezien. De aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van schoolkamp is afgewezen op de grond dat het meegaan met schoolkamp valt onder de algemene kosten van bestaan en niet worden veroorzaakt door bijzondere omstandigheden. De aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van eigen bijdrage medicatie is afgewezen op de grond dat de kosten van eigen risico algemene bestaanskosten zijn. Tegen dit besluit heeft appellante met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht rechtstreeks beroep ingesteld.
2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank het beroep tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank als volgt overwogen. Het volgen van paardrijlessen en de kosten voor een sportvereniging zijn niet noodzakelijk als bedoeld in artikel 35 van de PW. Gesteld noch gebleken is dat de onderhavige kosten noodzakelijk zijn zodat de aanvraag voor bijzondere bijstand op dit punt terecht is afgewezen. De kosten van de premie ziektekostenverzekering 2018 vallen onder de algemene kosten van het bestaan en gelden voor iedereen en dienen te worden voldaan uit de bijstandsnorm. Ook de legeskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die uit een inkomen of uitkering op bijstandsniveau moeten worden voldaan. Het beroep van appellante op het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap is niet nader geconcretiseerd en de rechtbank ziet ook overigens geen aanknopingspunten voor strijd met de bepalingen van dit verdrag. De tandartskosten en kosten van orthodontie zijn medische kosten. Op grond van artikel 3.5.1. van de beleidsregels Sociale Zaken 2017 is geen bijzondere bijstand mogelijk voor deze kosten. Voor medische kosten wordt de zorgverzekering als passende en toereikende voorliggende voorziening gezien. Als deze geen vergoeding biedt, dan zijn de kosten aangemerkt als niet noodzakelijke kosten. Als deze wel een vergoeding biedt, dan wordt deze vergoeding gezien als passend en toereikend. Het mee gaan op schoolkamp valt onder de algemene kosten van bestaan. Dit zijn geen bijzondere kosten. De kosten van het verplicht eigen risico ingevolge de Zorgverzekeringswet komen niet voor verlening van bijzondere bijstand in aanmerking, omdat deze kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die een belanghebbende in beginsel uit de bijstandsnorm moet voldoen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank is niet gebleken van bijzondere omstandigheden.
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraken gekeerd. Zij voert aan dat de kosten voor manege en sportvereniging wel noodzakelijk zijn voor de maatschappelijke participatie van haar kinderen. Daarnaast kan zij alle kosten waarvoor zij bijzondere bijstand heeft aangevraagd niet betalen. Ook doet appellante een beroep op het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (VN-Gehandicaptenverdrag).
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn in essentie een herhaling van wat zij reeds in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellante heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig zou zijn.
4.2.
De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel berust. De Raad voegt daar nog aan toe dat voor het toekennen van bijzondere bijstand op grond van artikel 35 van de PW eerst de noodzakelijkheid van de gevraagde voorziening moet worden vastgesteld voordat bekeken wordt of appellante de kosten zelf kan dragen. Het enkele feit dat appellante de gevraagde voorzieningen niet kan betalen is daarom geen reden om bijzondere bijstand te verstrekken.
4.3.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal dan ook worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door A. Stehouwer, in tegenwoordigheid van D. Bakker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2019.
(getekend) A. Stehouwer
(getekend) D. Bakker