ECLI:NL:CRVB:2017:3778
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtingskosten zonder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 14 maart 2012 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, had op 21 september 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor inrichtingskosten na zijn verhuizing naar een zelfstandige woning. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten voor vervanging van duurzame gebruiksgoederen tot de algemene kosten van het bestaan behoren en het inkomen van de appellant toereikend was om deze kosten te dekken. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij onvoldoende middelen heeft om te sparen voor de inrichtingskosten en dat hij gedwongen was te verhuizen vanwege onhygiënische omstandigheden in zijn oude woning. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de verhuizing noodzakelijk maakten. De Raad heeft vastgesteld dat de verhuizing van de appellant voorzienbaar was en dat er geen acute medische noodzaak was voor de verhuizing. Bovendien heeft de Raad benadrukt dat de appellant in staat had moeten zijn om een deel van zijn bijstand te reserveren voor de inrichtingskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangetoond die de aanvraag voor bijzondere bijstand rechtvaardigen. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.