ECLI:NL:CRVB:2017:3459
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor woninginrichting; beoordeling noodzakelijkheid verhuizing
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland. Appellante ontvangt sinds 1 juli 2010 bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en heeft op 8 augustus 2016 een zelfstandige woning toegewezen gekregen. In verband met deze verhuizing heeft zij op 23 augustus 2016 bijzondere bijstand aangevraagd voor inrichtingskosten. Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen heeft deze aanvraag afgewezen, omdat volgens hen de kosten van woninginrichting alleen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen bij een noodzakelijke verhuizing, wat in dit geval niet aan de orde was.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante zich tegen deze uitspraak gekeerd, stellende dat er wel degelijk sprake was van een noodzakelijke verhuizing, zoals blijkt uit een ondersteuningsplan van Stichting Stan. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het college terecht geen bijzondere bijstand heeft verstrekt. Er was geen medische noodzaak voor de verhuizing en appellante had ook geen urgentieverklaring. De Raad concludeert dat de kosten voor woninginrichting niet als noodzakelijke kosten kunnen worden aangemerkt volgens artikel 35, eerste lid, van de PW.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 oktober 2017.