Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
- over het jaar 2013 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [aanslagnummer] H.37.01) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 137.331, een vergrijpboete van € 12.610 en rente van € 8.242;
- over het jaar 2014 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [aanslagnummer] H.47.01) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 116.850, een vergrijpboete van € 9.926 en rente van € 5.017;
- over het jaar 2015 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [aanslagnummer] H.57.01) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 237.957, een vergrijpboete van € 22.286 en rente van € 7.256;
- voor het jaar 2016 een aanslag (aanslagnummer [aanslagnummer] H.66.01) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 133.505, een vergrijpboete van € 12.024 en rente van € 2.325;
- voor het jaar 2016 een aanslag (aanslagnummer [aanslagnummer] W.66.01.4) inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) berekend naar een bijdrage-inkomen van € 20.168 en rente van € 29.
2.Feiten
de beschikking over en toegang tot de inlogcodes van verschillende bankrekeningen op naam van [V.O.F.] . [belanghebbende] had met deze toegangscodes overal en op ieder moment toegang tot de bankrekeningen van ons bedrijf. Binnen ons bedrijf was [belanghebbende] , buiten de 3 eigenaren, feitelijk de enige die gebruik maakte van de inlogcodes van de verschillende bankrekeningen op naam van [V.O.F.] .
”
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
- [V.O.F.] heeft aangifte gedaan bij de politie van verduistering in dienstbetrekking door belanghebbende (zie 2.3);
- uit het in 2.4 genoemde gespreksverslag kan worden afgeleid dat belanghebbende het door haar verrichte werk niet de bedragen waard vond die aan haar zijn uitbetaald en dat zij per jaar een veelvoud ontving van hetgeen de vennoten van [V.O.F.] elk zelf ontvingen. Daarbij acht de rechtbank niet aannemelijk dat één van de vennoten met dat verschil in beloning heeft ingestemd;
- tussen medio 2009 en [ontslagdatum] is een bedrag van € 843.213,81 zonder onderbouwing van bankrekeningen van [V.O.F.] naar bankrekeningen van belanghebbende overgemaakt (zie 2.8);
- belanghebbende verdiende volgens haar loonstrook ongeveer € 2.700 per maand netto (zie 2.6) en zij heeft zelf verklaard dat zij 20 tot 40 uur per week overwerkte (zie 2.7). De rechtbank acht niet aannemelijk dat belanghebbende de in 2.9 bedoelde bedragen zou hebben ontvangen voor 20 tot 40 uur overwerk per week, zelfs niet als daarin ook een kilometervergoeding zou zijn begrepen;
- belanghebbende is door de civiele rechter veroordeeld tot betaling aan [V.O.F.] van (onder meer) een bedrag van € 843.023,07 omdat er geen rechtvaardiging bestond voor de in 2.2 bedoelde betalingen (zie 2.9);
- belanghebbende is door de strafrechter veroordeeld voor verduistering van (een deel van) de in 2.9 bedoelde bedragen (zie 2.10).
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart de beroepen tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 2013 en 2015, de aanslag Zvw 2016 en de bij deze (navorderings)aanslagen afgegeven rentebeschikkingen ongegrond;
- verklaart de overige beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de navorderingsaanslag IB/PVV 2014, de aanslag IB/PVV 2016, de daarbij afgegeven rentebeschikkingen en alle boetebeschikkingen;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 tot een navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 116.709 en vermindert de daarbij afgegeven rentebeschikking dienovereenkomstig;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2016 tot aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 122.100 en vermindert de daarbij afgegeven rentebeschikking dienovereenkomstig;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: