Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
zelfde rekeningcourantschuld af te lossen is – in tegenstelling tot de opvatting van de inspecteur – niet van belang voor de beantwoording van de vraag of het bedrag van de lening het vermogen van de vennootschap heeft verlaten. Uit het enkele feit dat er sprake is van een verkoopovereenkomst waarbij de schuld van de oude aandeelhouder middels civielrechtelijke schuldovername wordt overgenomen door de nieuwe aandeelhouder, kan niet de conclusie worden getrokken dat daarmee de aandeelhouder geen intentie heeft om de schuld te af te lossen en dus dat de lening het vermogen van de vennootschap definitief heeft verlaten. Juist is dit een aanwijzing dat geen sprake is van een vermogensverschuiving naar belanghebbende, aangezien de bij hem aanwezige schuld aan de vennootschap als een gevolg van (de vormgeving van) de verkooptransactie is verdwenen. De rechtbank weegt mee dat belanghebbende en de vennootschap niet gelieerd zijn aan de koper. Daarbij komt dat niet aannemelijk is gemaakt dat de koper van de vennootschap – die de schuld heeft overgenomen – niet solvabel zou zijn, aangezien de inspecteur in dat verband geen gegevens heeft overgelegd. Een verarming bij de vennootschap kan dus ook niet worden aangenomen.
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de navorderingaanslag;
- vernietigt de beschikking belastingrente;
- veroordeelt de Minister van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: