Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[naam eiser 2], te [plaatsnaam] , eisers,
1.FeitenEisers zijn eigenaar van de woning op het perceel aan de [adres 3] te [plaatsnaam] . Op het perceel aan de [adres 1] en [adres 2] wordt door de derde partij een minicamping geëxploiteerd.
2.BeroepsgrondenEisers hebben de volgende beroepsgronden aangevoerd:
- Het gebruik van het perceel als minicamping (r.o. 4):het college heeft ten onrechte geweigerd handhavend op te treden tegen het in strijd met het bestemmingsplan en zonder omgevingsvergunning gebruiken van een deel van het perceel als minicamping;
- Adequate landschappelijke inpassing (r.o. 5):het college heeft ten onrechte geweigerd handhavend op te treden tegen de op het perceel aanwezige beplantingsstrook, die niet voldoet aan de eisen die het bestemmingsplan daar aan stelt in artikel 25.5.2, onder c, van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied (planregels);
- Ruimtelijke kwaliteitswinst (r.o. 6):het college heeft ten onrechte geweigerd handhavend op te treden tegen het in strijd met een verleende ontheffing op het perceel onvoldoende zorgdragen voor de ruimtelijke kwaliteitswinst;
- Noodontsluiting (r.o. 7):het college heeft de bezwaargrond van eisers ten aanzien van de ‘noodontsluiting’ ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard;
- Permanente standplaats: (r.o. 8):het college heeft de bezwaargrond van eisers ten aanzien van de ‘permanente standplaats’ ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard;
- Paardenbak: (r.o. 9):het college heeft ten onrechte geweigerd handhavend op te treden tegen de paardenbak die op het perceel zonder ontheffing aanwezig is. Dit is volgens eisers een overtreding van artikel 25.4, onder g, van de planregels;
- 1 hectare in eigendom (r.o. 10):het college heeft ten onrechte geweigerd handhavend op te treden tegen het niet direct aansluitend op het bestemmingvlak in eigendom hebben van een terrein van ten minste 1 ha ten behoeve van de minicamping. Dit is volgens eisers een overtreding van artikel 25.5.2, onder d, van de planregels;
- Geluidsnormen (r.o. 11):het college heeft de bezwaargrond van eisers ten aanzien van de ‘overschrijding van de geluidsnormen’ ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard;
- Aangifte: (r.o. 12): het college heeft ten onrechte geweigerd aangifte te doen van het handelen in strijd met het bestemmingsplan.
8.2 Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de bezwaargrond terecht niet-ontvankelijk verklaard. Uit vaste rechtspraak van de AbRS [7] blijkt dat procesbelang ontbreekt, wanneer geen geschil meer bestaat met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan. Waar een dergelijk geschil niet of niet langer bestaat, kan geen oordeel worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan. In dat geval ontbreekt volgens de AbRS het procesbelang en moet, in dit geval, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard worden.
Op het perceel is een voorziening voor pony’s aanwezig. Het is een (deels) doorzichtige omheining met een ondergrond van zand. [8] Partijen verschillen van mening over de vraag of deze voorziening een paardenbak of een paardenwei is. Beide begrippen worden in het bestemmingsplan en in de toelichting daarop niet gedefinieerd. Uit jurisprudentie kan worden afgeleid dat aan de volgende drie voorwaarden moet zijn voldaan voordat een dergelijke voorziening in het algemeen wordt aangemerkt als paardenbak: omheind, de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander materiaal en de voorziening wordt gebruikt ten behoeve van het africhten, trainen of berijden van paarden of pony’s’. [9] De rechtbank sluit bij deze vaste jurisprudentie aan. Anders dan eisers stellen, is voor het antwoord op de vraag of sprake is van een paardenbak dus wel relevant of de paarden ter plaatse worden bereden.
Overigens merkt de rechtbank nog op dat eisers niet (met objectieve en verifieerbare gegevens) hebben onderbouwd dat zij overlast ondervinden van de voorziening.
- verklaart het beroep voor zover het betreft het (niet-) doen van aangifte niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep gegrond, voor zover het betreft de verzoeken om handhaving ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteitswinst (r.o. 5), de noodontsluiting (r.o. 7) en de geluidsnormen (r.o. 11);
- vernietigt in zoverre het bestreden besluit;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- draagt het college op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteitswinst met inachtneming van deze uitspraak;
- zendt het beroepschrift door aan verweerder ter behandeling als bezwaarschrift voor zover het betreft de weigering handhavend op te treden tegen het gestelde gebruik in strijd met het bestemmingsplan van het deel van het perceel dat niet de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – 3’ heeft (r.o. 4);
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eisers te vergoeden.