ECLI:NL:RVS:2013:2269

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
201303889/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen handhaving gebruik pand 'De Hollebol' te Den Burg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, beiden wonend te Den Burg, tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het verzoek van appellanten om handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand 'De Hollebol' als zelfstandig café buiten de omvang van het geding viel. Dit verzoek was gedaan naar aanleiding van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Texel van 11 februari 2011, waarin het verzoek om handhaving gedeeltelijk werd toegewezen en gedeeltelijk werd afgewezen. De rechtbank had het bezwaar van appellanten tegen een eerder besluit van 9 augustus 2011 ongegrond verklaard, maar dit oordeel werd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verworpen.

De Afdeling oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het verzoek om handhavend op te treden buiten de omvang van het geding valt. De Afdeling stelt vast dat appellanten hun verzoek om handhaving hebben aangevuld en dat dit verzoek binnen de reikwijdte van het geding valt. De rechtbank had niet onderkend dat de stellingen van appellanten in hun zienswijze relevant zijn voor de beoordeling van het verzoek. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze niet heeft beslist op het verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand 'De Hollebol' als zelfstandig café.

De Afdeling bevestigt de uitspraak voor het overige en veroordeelt het college tot vergoeding van de proceskosten van appellanten. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste beoordeling van de omvang van het geding en de rechten van appellanten in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

201303889/1/A1.
Datum uitspraak: 4 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te Den Burg, gemeente Texel, (hierna: tezamen en in enkelvoud: [appellant])
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 maart 2013 in zaak nr. 11/2517 in het geding tussen:
[appellant],
Hotel-Café-Restaurant "De Toekomst" B.V.
en
het college van burgemeester en wethouders van Texel.
Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2011 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand aan de Parkstraat 34-36 te Den Burg (hierna: het perceel) toegewezen voor zover in strijd met een verleende bouwvergunning wordt gehandeld en voor het overige afgewezen.
Bij besluit van 9 augustus 2011 heeft het college onder meer het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 maart 2013 heeft de rechtbank onder meer het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 augustus 2011 vernietigd, voor zover het college het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 11 februari 2011 ongegrond heeft verklaard, het besluit van 11 februari 2011 herroepen voor zover het college daarbij heeft beslist op het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen het zonder exploitatievergunning gebruiken van het pand "De Hollebol" aan de Parkstraat 34 te Den Burg en bepaald dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 9 augustus 2011. De rechtbank heeft voorts bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 9 augustus 2011 voor zover dat is vernietigd voor het overige in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Nauta Beheer B.V. heeft daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.L.M. Frantzen, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. N.A.M. Priems, werkzaam bij het college, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand "De Hollebol" als zelfstandig café, buiten de omvang van het geding valt. Hij voert daartoe aan dat de vraag of dit gebruik is toegelaten in de gehele procedure aan de orde is geweest. Hij stelt in dit kader dat hij zijn verzoek om handhavend op te treden van 30 juli 2010 nader heeft omschreven in een zienswijze van 29 november 2010.
1.1. Ingevolge artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, doet de bestuursrechter uitspraak op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting.
1.2. [appellant] heeft in zijn verzoek van 30 juli 2010 niet verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van "De Hollebol" als zelfstandig café. In zijn zienswijze van 29 november 2010, naar aanleiding van de mededeling van het college dat het voornemens is het verzoek om handhavend op te treden op een andere grond toe te wijzen, heeft [appellant] zijn verzoek aangevuld en gaat hij als volgt in op het gebruik van "De Hollebol" als zelfstandig café: "Belangrijkste punt van bezwaar blijft voor ons het gebruik van de expositieruimte van Cultuurcentrum Hollebol. Planologisch bezien is de huidige invulling niet overeenkomstig de verleende vrijstellingen. De toetsing van de diverse aanvragen (bouw-, exploitatie en drank en horecawet) zijn als gevolg van de onjuiste planologische invulling dan ook als onjuist aan te merken. Heel duidelijk is dat een Grand Café nooit is aangevraagd en wellicht zelfs nog niet bekend was bij de exploitanten in de aanvangsfase."
1.3. De omvang van het geding wordt onder meer bepaald door de reikwijdte die het bij de rechtbank bestreden besluit, in dit geval het besluit van 9 augustus 2011, op grond van de aanvraag behoorde te hebben. [appellant] voert terecht aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat zijn verzoek en de daarop door het college genomen besluiten, binnen de omvang van het geding vallen. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, dient hetgeen [appellant] in zijn zienswijze van 29 november 2010 heeft gesteld als aanvulling op het verzoek van 30 juli 2010 te worden beschouwd. De rechtbank heeft ten onrechte van belang geacht dat de omstandigheid dat [appellant] niet voorafgaand aan de brief van het college van 5 november 2010, waarin het [appellant] mededeelt dat het voornemens is zijn verzoek toe te wijzen, expliciet aan het college kenbaar heeft gemaakt dat zijn verzoek ruimer moet worden opgevat. Het college had op dat moment nog geen besluit genomen op het verzoek om handhaving en het stond [appellant] vrij om zijn verzoek aan te vullen zoals hij heeft gedaan en waar het college ook een besluit op heeft genomen.
Het betoog slaagt.
2. [appellant] betoogt voorts dat het college gehouden was handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand "De Hollebol" als zelfstandig café in strijd met de verleende vrijstelling en bouwvergunning. Ter zitting heeft hij daartoe aangevoerd dat op de bij de bouwvergunning van 18 februari 2009 behorende bouwtekening geen horeca in het pand "De Hollebol" was ingetekend.
2.1. Anders dan [appellant] betoogt, is het gebruik van de "De Hollebol" als zelfstandig café niet in strijd met de verleende vrijstelling en bouwvergunning. Het college heeft bij besluit van 18 februari 2009 vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een cultuurcentrum waarin een expositieruimte, een café en een boekhandel zijn opgenomen. Bij besluit van 17 april 2009 is een gewijzigde bouwvergunning verleend waarin is bepaald dat die bouwvergunning in de plaats treedt van de vergunning van 18 februari 2009. Op de bouwtekening, behorende bij het besluit van 17 april 2009, is op het plein, waar het zelfstandig café wordt geëxploiteerd, "ruimte voor alcoholgebruik" ingetekend. In de vrijstelling zijn voorts geen voorwaarden opgenomen ten aanzien van het gebruik van "De Hollebol" als zelfstandig café. Het college heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat het gebruik van "De Hollebol" als zelfstandig café in overeenstemming is met de verleende vrijstelling en bouwvergunning. Dat volgens [appellant] wordt afgeweken van de ruimtelijke onderbouwing, behorende bij het besluit van 18 februari 2009, wat daar ook van zij, is geen grond voor handhavend optreden. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 april 2011 in zaak nr. 201009210/1/H1), is de ruimtelijke onderbouwing geen bindend voorschrift en kan het college slechts in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift gebruik maken van zijn bevoegdheid tot handhavend optreden.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is gegrond. Nu de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand "De Hollebol" als zelfstandig café buiten de omvang van het geding valt en daarover in haar beslissing niets heeft opgenomen dient de aangevallen uitspraak te worden vernietigd voor zover de rechtbank heeft nagelaten het besluit van 11 februari 2011 in stand te laten voor zover dat ziet op de afwijzing van het verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand "De Hollebol" als zelfstandig café. De aangevallen uitspraak dient voor het overige te worden bevestigd.
4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep van [appellanten] gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 maart 2013 in zaak nr. 11/2517, voor zover de rechtbank heeft nagelaten het besluit van 11 februari 2011 in stand te laten voor zover dat ziet op de afwijzing van het verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand "De Hollebol" als zelfstandig café;
III. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Texel tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Texel aan [appellanten] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 239,00 (zegge: tweehonderdnegenendertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2013
414-776.