ECLI:NL:RBZWB:2020:1603

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5573
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd wegens overtreding van de Huisvestingswet door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. De eiser, vertegenwoordigd door mr. T.M. ten Velde, had beroep ingesteld tegen een besluit van het college waarin een bestuurlijke boete van € 3.415,- was opgelegd wegens overtreding van de Huisvestingswet. De boete was het gevolg van het aantreffen van een hennepkwekerij in de woning van de eiser, die op 16 januari 2019 door de gemeente was ontdekt. Het college had eerder een primaire boete van € 4.000,- opgelegd, maar deze was na bezwaar gematigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser de slaapkamer in zijn woning had gebruikt voor de hennepkwekerij, wat in strijd is met de Huisvestingswet en de Huisvestingsverordening Tilburg. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid de boete had opgelegd, aangezien de overtreding ernstig was en de boete een afschrikwekkend effect moest hebben. De rechtbank heeft ook overwogen dat de hoogte van de boete passend was, gezien de ernst van de overtreding en de beperkte draagkracht van de eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het college om de boete op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5573 WET
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2020 in de zaak tussen
[naam eiser], te [plaatsnaam] , eiser
gemachtigde: mr. T.M. ten Velde,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (het college),verweerder.
Procesverloop
In het besluit van 16 mei 2019 (het primaire besluit) heeft het college aan eiser een bestuurlijke boete opgelegd van € 4.000,- vanwege het overtreden van de Huisvestingswet.
In het besluit van 25 september 2019 (het bestreden besluit) heeft het college naar aanleiding van het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit, het bestreden besluit deels herroepen door de bestuurlijke boete te matigen tot € 3.415,-.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank van 20 februari 2020. Hierbij waren aanwezig eisers gemachtigde en [naam persoon] en mr. G.D.A. Dellevoet namens het college.

1.Feiten

1.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.2.
Op 16 januari 2019 is in de woning aan de [adres] in [plaatsnaam] een hennepkwekerij aangetroffen. In de slaapkamer aan de rechterachterzijde van de woning werd een geïnstalleerde kwekerij met de daarbij behorende kweekmaterialen en 50 hennepplanten aangetroffen. Eiser is eigenaar van de woning en stond op voornoemd adres ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Ook was eiser bekend als energiecontractant van de woning.
1.3.
Bij brief van 7 maart 2019 heeft het college aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt om een bestuurlijke boete op te leggen in verband met overtreding van artikel 21 van de Huisvestingswet 2014 (Hw) in samenhang gelezen met artikel 2, eerste lid, onder a, van de Huisvestingsverordening Tilburg 2014 (Huisvestingsverordening). Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze naar voren te brengen.
1.4.
Bij het primaire besluit heeft het college aan eiser, overeenkomstig het voornemen, een bestuurlijke boete opgelegd van € 4.000,- vanwege het zonder vergunning onttrekken van woonruimte aan de bestemming tot bewoning. Het college heeft de boete daarnaast ingevorderd.
1.5.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft het college de boete gematigd tot € 3.415,- . Volgens het college is er aanleiding om de opgelegde bestuurlijke boete te matigen gezien de beperkte draagkracht van eiser.

2.Beoordeling

2.1.
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
2.2.
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of het college in redelijkheid aan eiser een boete ter hoogte van € 3.415,- heeft opgelegd in verband met het overtreden van de Hw.
2.3.
Is er een overtreding?
2.3.1.
Eiser betoogt allereerst dat er slechts sprake is van gedeeltelijke onttrekking van woonruimte en niet van bedrijfsmatige exploitatie, en dus dat er geen sprake is van een overtreding. Uit Bijlage 1 van de Huisvestingsverordening blijkt dat er een bestuurlijke boete wordt opgelegd bij ernstige vormen van gedeeltelijke woningonttrekking en dat van bedrijfsmatige exploitatie sprake is als dit vanuit commercieel oogpunt plaatsvindt. De slaapkamer waarin werd gekweekt werd door eiser ook als opslagkamer gebruikt. Hierdoor is de ruimte niet expliciet gebruikt voor kweek. Ook zijn er geen blijvende aanpassingen in de kamer verricht, wat erop duidt dat de kweek tijdelijk zou zijn. Daarnaast wijst de hoeveelheid planten (50) niet op een grote commerciële kwekerij. En nu de woning zelf steeds voor bewoning is gebruikt, is er ook geen sprake van een ernstige onttrekking.
2.3.2.
Het college stelt zich op het standpunt dat er gekeken is naar de concrete feiten en omstandigheden van het geval. De eerste verdieping van de woning bestaat uit een kleine en twee grotere slaapkamers. In één van de grotere slaapkamers is de hennepkwekerij aangetroffen. In diverse andere kamers van de woning, waaronder de overige slaapkamers en de zolder, zijn goederen aangetroffen die te relateren zijn aan hennepteelt (onder andere potten, afzuigapparatuur en speciale plantenvoeding voor hennepplanten). Het college heeft de bestuurlijke boete slechts opgelegd in verband met onttrekking van woonruimte van één slaapkamer. De toezichthouders hebben geconstateerd dat de gehele ruimte werd gebruikt ten behoeve van de hennepteelt. Niet is gebleken dat de slaapkamer ook als opslagruimte werd gebruikt. Uit het boeterapport blijkt bovendien dat er indicatoren voor eerdere oogsten zijn. Volgens het college was de woning, door de aanwezigheid van de hennepkwekerij, niet langer geschikt voor bewoning door hetzelfde aantal bewoners als zonder de onttrekking. Het college beschouwt dit als een ernstig feit en acht het opleggen van de bestuurlijke boete daarom gerechtvaardigd.
2.3.3.
De rechtbank overweegt dat artikel 21 van de Hw een verbodsbepaling inhoudt om zonder vergunning woonruimte aan de woningvoorraad te onttrekken die daartoe in een huisvestingsverordening is aangewezen. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Hw, kan de gemeenteraad in de huisvestingsverordening bepalen dat er een bestuurlijke boete kan worden opgelegd bij overtreding van artikel 21 Hw. Burgemeester en wethouders zijn dan bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete. De gemeenteraad van de gemeente Tilburg heeft in artikel 2 van de Huisvestingsverordening de verbodsbepaling van artikel 21 Hw overgenomen en bepaald dat de vergunningplicht betrekking heeft op alle woonruimte gelegen binnen de bebouwde kom. In artikel 22 van de Huisvestingsverordening heeft de gemeenteraad bepaald dat er een bestuurlijke boete opgelegd kan worden bij overtreding van artikel 2 van de Huisvestingsverordening en dat het college de hoogte van die boete bepaalt overeenkomstig de tabel in bijlage 1 van de Huisvestingsverordening. Uit bijlage 1 van de Huisvestingsverordening blijkt dat het instrument van de bestuurlijke boete wordt ingezet bij ernstige vormen van (gedeeltelijke) woningonttrekking, zoals bij hennepteelt, en dat het in gebruik hebben van woonruimte voor hennepteelt als onttrekking vanuit commercieel oogpunt te beschouwen is als daardoor een gedeelte van de woonruimte niet meer voor bewoning geschikt is of wordt gebruikt.
Eiser heeft de slaapkamer gebruikt voor een hennepkwekerij. Dat wordt ook niet betwist. Gelet op de inhoud van het boeterapport en de bijgevoegde foto’s van de hennepkwekerij en de overige aan hennepteelt te relateren attributen, is de rechtbank met het college van oordeel dat er sprake was van een bedrijfsmatige onttrekking van de gehele slaapkamer. [1] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de slaapkamer nog voor bewoning gebruikt werd. Dat eiser in de woning is blijven wonen, ook met de aanwezigheid van de hennepkwekerij, doet hier niet aan af. [2] De Hw gaat immers uit van de bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder de onttrekking geschikt is en dus niet van het feitelijk gebruik. Doordat de slaapkamer niet langer geschikt is voor bewoning, is de woning voor bewoning door minder bewoners geschikt dan zonder de onttrekking het geval is. [3] Dit betekent dat er sprake is geweest van overtreding van het verbod tot (bedrijfsmatige) onttrekking van woonruimte op grond van de Hw en de Huisvestingsverordening, waardoor het college op grond van de Huisvestingsverordening bevoegd was om tot oplegging van een bestuurlijke boete over te gaan.
2.4.
De hoogte van de boete
Daarnaast is eiser het niet eens met de hoogte en invordering van de opgelegde boete. Doordat eiser de boete niet direct heeft voldaan, zijn er incassomaatregelen genomen. Ook is de boete disproportioneel, omdat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen een deel van de woning onttrekken en het geheel onttrekken van de woning. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser ter zitting erkend dat de wijze van matiging, waarbij het college aansluiting heeft gezocht bij de systematiek die de Centrale Raad van Beroep hanteert bij matiging van boetes, wel de juiste wijze van matiging is.
In het verweerschrift en ter zitting heeft het college toegelicht dat de betalingsregeling administratief niet juist is verwerkt, waardoor er ten onrechte een dwangbevel is getekend. Naar aanleiding van het beroepschrift heeft het college de incassomaatregelen stopgezet en de betalingsregeling geeffectueerd. Dit is door de gemachtigde van eiser ter zitting bevestigd. Het college stelt zich verder op het standpunt dat er inderdaad geen onderscheid wordt gemaakt tussen een deel van de woning onttrekken en de gehele woning onttrekken, omdat het doel van het opleggen van de bestuurlijke boete het weren van hennepkwekerijen uit woningen is. Dit is in de gemeente Tilburg een groot probleem. Het maakt in dat geval niet uit of er één kamer wordt onttrokken of de gehele woning, aldus het college.
De rechtbank stelt vast dat aangezien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, de hoogte van de boete moet worden getoetst aan artikel 5:46, derde lid, van de Awb. Zoals volgt uit onder meer de uitspraken van de Afdeling van 15 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:649); 5 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:953) en 22 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1751), kunnen een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden, als bedoeld in artikel 5:46, derde lid, van de Awb, die aanleiding kunnen geven de boete te matigen. De rechtbank overweegt dat het onttrekken van woonruimte, gelet op de schaarse woningvoorraad en de krapte op de woningmarkt, op zichzelf genomen al een ernstige overtreding is. Gelet hierop beoogt de boete een afschrikwekkend effect te hebben. Daarnaast is de overtreding geheel aan eiser te wijten, zodat van verminderde verwijtbaarheid geen sprake is. Het college heeft de boete gematigd in verband met de beperkte draagkracht van eiser. De rechtbank acht de hoogte van de boete, gelet op de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de draagkracht van eiser, dan ook passend en geboden. Dit geldt temeer nu de gemachtigde van eiser erkend heeft dat de wijze waarop het college de boete gematigd heeft, de juiste wijze is.

3.Conclusie

3.1.
De conclusie is dat het college in redelijkheid een boete van € 3.415,- heeft opgelegd aan eiser. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
3.2.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 1 april 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier* rechter
* De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage: wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 5:46, derde lid, van de Awb, bepaalt dat indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete oplegt indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Huisvestingswet 2014 (Hw)
Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, van de Hw, bepaalt dat in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: woonruimte: 1ᵒ besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden.
Artikel 21, aanhef en onder a, van de Hw, bepaalt dat het verboden is om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie gebouwen en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen wijk, zonder vergunning van burgemeester en wethouders: anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming te onttrekken of onttrokken te houden.
Artikel 35, eerste lid, van de Hw, bepaalt dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van de verboden bedoeld in de artikelen 8, 21 of 22, van het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 26. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
Huisvestingsverordening Tilburg 2018 (verordening)
Artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de verordening, bepaalt dat het verboden is om een woonruimte, zonder vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet: anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken.
Artikel 2, tweede lid, van de verordening, bepaalt dat de vergunningplicht betrekking heeft op alle woonruimte binnen de bebouwde kom van de gemeente Tilburg.
Artikel 22, eerste lid, van de verordening, bepaalt dat overtreding van de verboden, bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, artikel 7, eerste lid en artikel 13, eerste en tweede lid van deze huisvestingsverordening, of het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 5 van deze huisvestingsverordening, kan worden beboet met een bestuurlijke boete.
Artikel 22, tweede lid, van de verordening, bepaalt dat Burgemeester en Wethouders de hoogte bepalen van de op te leggen boete voor overtreding van de verboden in deze huisvestingsverordening, overeenkomstig de tabel in bijlage 1.
Uit bijlage 1: boetetabel bestuurlijke boete van de verordening volgt dat bij een eerste overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Hw: omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte of onttrekking zonder vergunning (bedrijfsmatig), een boete wordt opgelegd van € 4.000,-.

Voetnoten

1.Zie hierover ook de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 11 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:25 (r.o. 3.3.).
2.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1754 (r.o. 6.1.).
3.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4405 (r.o. 3.2.).