ECLI:NL:RBZWB:2019:904
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verrekening van prepensioen met WW-uitkering en de gevolgen voor eiseres
Op 4 maart 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV, waarbij de eiseres beroep had ingesteld tegen een besluit van het UWV van 2 juli 2018. Dit besluit betrof de afwijzing van haar bezwaar tegen de korting van haar WW-uitkering met het bedrag van haar ouderdomspensioen. Eiseres had vanaf 1992 bij dezelfde werkgever gewerkt en ontving sinds 1 oktober 2016 een ouderdomspensioen. Vanaf 2 april 2018 ontving zij een WW-uitkering. Het UWV besloot dat het ouderdomspensioen in mindering moest worden gebracht op de WW-uitkering, wat eiseres niet accepteerde. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 februari 2019, waarbij de echtgenoot van eiseres en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.
De rechtbank overwoog dat volgens de wet en het Algemeen Inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB) prepensioen in mindering kan worden gebracht op de WW-uitkering. Eiseres betoogde dat de regelgeving onredelijk was en dat er uitzonderingen moesten zijn, maar de rechtbank oordeelde dat de wet geen ruimte bood voor uitzonderingen in haar geval. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep die bevestigden dat de regelgeving strikt toegepast moest worden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 maart 2019 door rechter S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier E.C. Petrusma.