2.2.De aangifte vennootschapsbelasting 2012 van de fiscale eenheid (hierna: de aangifte) is ingediend naar een belastbaar bedrag van € 29.430.045. Bij het opleggen van de aanslag zijn de volgende correcties aangebracht:
Aangegeven belastbaar bedrag
29.430.045
Toerekenen rente aan vaste inrichting [land 1] (objectvrijstelling)
14.277.000
Voorziening heffingsrente
101
Voorziening belastingschade
419
IJzeren voorraadstelsel
19.050.304
Hedging ASA
13.339.000
Samenhangend waarderen dollarposities
43.047.165
Winstoverheveling naar [C BV]
42.843.146
Vastgesteld belastbaar bedrag
162.506.660
Vaste inrichting in [land 1]
2.3.1.Belanghebbende heeft, als commanditair vennoot, sinds 2009 een belang van 49,5% in [A CV] (hierna: [A CV] ), een commanditaire vennootschap naar Nederlands recht. Beherend vennoot, met een belang van 1%, is [D BV] , in welke vennootschap belanghebbende 50% van de aandelen houdt.
2.3.2.[A CV] exploiteert een [fabriek] in [land 1] . Belanghebbende heeft kapitaal, tot een bedrag van $ 225.000.000 (omgerekend: € 174.701.000), en knowhow ingebracht in [A CV] . Voor de kapitaalstorting heeft belanghebbende € 175.000.000 geleend van [S.A. 1] , een 100% dochtermaatschappij van de fiscale eenheid. In 2012 heeft belanghebbende € 14.277.000 rente betaald op deze lening.
2.3.3.Het aandeel van belanghebbende in [A CV] komt als resultaat uit een vaste inrichting (hierna: v.i.) tot uitdrukking bij de fiscale eenheid.
Hedging en samenhangend waarderen
2.4.1.Ultimo 2012 heeft de fiscale eenheid de volgende vorderingen en schulden in Amerikaanse dollars (hierna: USD):
Vorderingen
$
Ontstaan
[S.A. 2]
60.000.000
21-04-2008
Kortlopend [land 2]
261.292.322
2011 en volgende
Valutatermijncontract
200.000.000
21-03-2004
Valutatermijncontract
225.000.000
01-03-2012
Schulden
Lening
500.000.000
21-03-2004
Lening
250.000.000
21-03-2004
Lening
479.000.000
eind 2009
Valutatermijncontract
60.000.000
30-05-2008
2.4.2.1. De vordering op [S.A. 2] is ontstaan in 2008 toen [B BV] twee deelnemingen verkocht aan een derde, die de koopsommen is schuldig gebleven. De vordering van USD 60.000.000 is een restant van de vordering van USD 193.000.000 die wordt genoemd in onderdeel 2.3 van de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 april 2017, over de aan belanghebbende over 2008 opgelegde aanslag vennootschapsbelasting, opgenomen in bijlage 8 bij het beroepschrift (hierna: de uitspraak van het Hof).
2.4.2.2. Op 30 mei 2008 heeft [B BV] een valutatermijncontract gesloten met [S.A. 3] te [X] . Het contract houdt in de verkoop door [B BV] , per 3 december 2008, van USD 193.000.000, tegen een vooraf bepaalde wisselkoers (de “termijnkoers”). Het valutatermijncontract is via “cash-settlement” afgewikkeld; [B BV] heeft het verschil tussen de spotkoers (actuele prijs) op de einddatum en de termijnkoers, contant betaald. Daarna heeft [B BV] telkens aansluitende valutatermijncontracten gesloten met [S.A. 3] , steeds ter grootte van het overgebleven gedeelte van de vordering. In 2012 betrof dat het in 2.4.2.1 bedoelde bedrag van USD 60.000.000.
2.4.3.1. Op 21 maart 2004 heeft belanghebbende, voor een periode van 10 jaar, een bedrag van USD 500.000.000 geleend van [S.A. 4] . Op diezelfde dag heeft belanghebbende een bedrag van USD 250.000.000 geleend. Deze schulden worden hierna tezamen aangeduid als USD-schuld I).
2.4.3.2. Belanghebbende sluit sinds 21 maart 2004 telkens aansluitende valutatermijncontracten af met [S.A. 3] . Belanghebbende krijgt telkens, voor een periode van een half jaar, het recht van levering op termijn van USD 200.000.000, tegen een vooraf bepaalde wisselkoers. Ook deze valutatermijncontracten worden op de in 2.4.2.2 omschreven wijze afgewikkeld.
2.4.4.Belanghebbende sluit sinds 1 maart 2012 telkens aansluitende valutatermijncontracten af met [S.A. 3] . Belanghebbende krijgt telkens, voor een periode van drie maanden, het recht van levering op termijn van USD 225.000.000, tegen een vooraf bepaalde wisselkoers. Ook deze valutatermijncontracten worden op de in 2.4.2.2 omschreven wijze afgewikkeld.
2.4.5.Op 29 december 2009 heeft [B BV] een bedrag van USD 479.000.000 geleend van [S.A. 4] ter overname van een belang in [SAQ] (hierna: USD-schuld II).
2.4.6.Belanghebbende heeft een groot aantal kortlopende vorderingen op een Braziliaanse deelneming, die dienen om inkopen ten behoeve van de Braziliaanse (productie)activiteiten te financieren. Deze variëren van USD 20.000 tot USD 20.000.000 per stuk. De looptijd bedraagt telkens één of enkele maanden. Per 31 december 2012 bedroeg de totale waarde van deze vorderingen USD 261.292.322.
2.4.7.Belanghebbende waardeert de vorderingen en schulden in USD tegen historische verkrijgingsprijs of lagere bedrijfswaarde. Zij rekent valutawinsten tot het belastbaar bedrag indien deze gerealiseerd zijn en valutaverliezen zodra een vordering lager of een schuld hoger wordt gewaardeerd.
2.4.8.De inspecteur voert aan dat alle vorderingen en schulden van belanghebbende in USD in samenhang moeten worden gewaardeerd en dat niet-gerealiseerde valutaverliezen slechts in aftrek mogen worden gebracht voor zover daar geen niet-gerealiseerde valutawinsten tegenover staan.
2.5.1.[A BV] produceert op grote schaal [product X] , [product Y] en [product Z] . Deze producten verkoopt zij, op basis van de [de Master Agreement] (hierna: de Master Agreement), aan gelieerde verkooporganisaties. De Master Agreement, welke volgt op eerdere dergelijke overeenkomsten, is van toepassing sinds 1 januari 2008. De gehanteerde prijzen en overige intercompany voorwaarden zijn vastgelegd in de [Transer Pricing Master File] (hierna: de TP Master File). Uit de TP Master File kan worden opgemaakt dat de prijzen zijn afgeleid van de marktprijzen.
2.5.2.In 2008 heeft [A BV] besloten tot de investering van € 400.000.000 in een nieuwe fabriek, [product Y] 7 (hierna: [Y7] ), waarin [product X] wordt omgezet in [product Y] en [product Z] . Na ingebruikname van [Y7] , in september 2011, is [A BV] in staat om meer te produceren dan daarvoor (hierna: het surplus). Belanghebbende heeft het surplus becijferd op 39% van de totale productie van [A BV] na ingebruikname van [Y7] .
2.5.3.In september 2011 heeft [A BV] twee nieuwe overeenkomsten gesloten. Eén met [C BV] AG (hierna: [C] ), de Supply Agreement. En één met [C] en de distributeurs binnen het [concern] , de Distribution Service Agreement. Op basis van de Supply Agreement verkoopt [A BV] het surplus aan [C] tegen de kostprijs met een opslag van 5%.
2.5.4.De overige leveringen door [A BV] (61% van haar totale productie) en de daarvoor gehanteerde prijzen geschieden nog steeds op basis van de Master Agreement en de TP Master File.