3.1.Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
3.1.1.[eiseres] en haar toenmalige echtgenoot de heer [naam A] hebben op 23 september 1999 hun woning aan de [adres] (inclusief roerende zaken) aan een derde verkocht voor een koopsom van
f329.000,00.
3.1.2.Op 31 oktober 1999 hebben [eiseres] en [naam A] een echtscheidingsconvenant getekend. Dit convenant is opgesteld door hun gezamenlijke advocaat mr. De Rade en bevat onder andere de navolgende afspraken:
e. De echtelijke woning, staande en gelegen te [adres] is verkocht voor een bedrag van
f329.000,-- De verkoopopbrengst zal worden aangewend ter delging van de op de woning rustende hypotheek, thans ongeveer
f131.000,-- en de op de verkoop betrekking hebbende kosten, waaronder makelaarskosten en eventuele kosten notaris. Het resterende bedrag wordt toegescheiden aan de vrouw.
f. De onderneming, de eenmanszaak [naam A] te [plaatsnaam] wordt, met alle lusten en lasten, waaronder ondermeer de inventaris, goodwill en een lening ter hoogte van f 23.000,— toegescheiden aan de man.
3.1.3.Op 4 november 1999 is namens [eiseres] en [naam A] een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding ingediend bij de arrondissementsrechtbank te Breda. Bij beschikking van 15 november 1999 is vervolgens de echtscheiding uitgesproken en heeft de rechtbank de verdeling van de gemeenschappelijke goederen van verzoekers vastgesteld overeenkomstig de inhoud van het convenant van 31 oktober 1999. De beschikking is op 29 november 1999 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.1.4.Levering van de hiervoor genoemde onroerende zaak heeft plaatsgevonden op 17 december 1999 ten overstaan van notaris mr. [notaris A] (hierna te noemen “de Notaris”).
3.1.5.Voorafgaand aan de levering, op 15 december 1999, heeft een medewerker van het kantoor van de Notaris, de heer [naam B] , aan [eiseres] ( [adres] ) en aan [naam A] ( [adres] ) een concept van de akte van levering en een nota van afrekening doen toekomen. Een dag later, op 16 december 1999, schreef [naam B] aan [naam A] :
In verband met de verkoop van de woning [adres] aan de heer [naam C] heb ik gisteren de afrekening bij U bezorgd. Vandaag heb ik vernomen dat de aflossing van de financiering voor [bedrijfsnaam] geheel voor uw rekening komt, In verband hiermede heb ik aan het slot van de afrekening opgenomen hoe het saldo van voormelde afrekening verdeeld gaat worden.
3.1.6.Op 17 december 1999 hebben [eiseres] en [naam A] een nota van afrekening voor akkoord ondertekend. Op deze nota van afrekening staat onder andere:
Door U te ontvangen:
f138.028,17
=========
dit saldo wordt alvolgt uitbetaald:
de heer [naam A] een bedrag van f. 46.003,60
mevrouw [eiseres] een bedrag van f. 92.024,57
3.1.7.De koopprijs van
f329.000,00 is onder andere aangewend om een bedrag van
f184.481,50 te betalen aan de Rabobank Altena-Biesbosch, bestaande uit een bedrag van
f184.405,93 conform de aflossingsnota van de bank van 15 december 1999 en
f75,57 valutarente. In de aflossingsnota is een bedrag van
f46.020,97 opgenomen ter zake een schuld van [bedrijfsnaam] (de eenmanszaak van [naam A] ).
3.1.8.De Notaris heeft aan [naam A] en [eiseres] het resterende bedrag van
f138.028,17 uitbetaald conform de specificatie op de voor akkoord getekende nota van afrekening.
3.1.9.Op 7 maart 2012 is [naam A] overleden. Hij heeft een dochter (van wie [eiseres] de moeder is) en een zoon als erfgenamen achtergelaten.
3.1.10.Op 26 maart 2012 heeft [eiseres] een e-mail gezonden aan het kantoor van de protocolhouder van de Notaris met de navolgende inhoud:
In 1999 heb ik mijn huis verkocht aan de [adres] . Uw referentie was Dhr. [naam B] , dossiernummer 12539301/99.
I.v.m. het overlijden van mijn ex-echtgenoot [naam A] ben ik op zoek naar de gerechtelijke uitspraak van onze echtscheiding en het daarbijbehorende echtscheidingsconvenant.
Kunt u mij aangeven of deze 2 documenten in uw bezit zijn of deel uitmaken van bovengenoemd dossiernummer?
Op 27 maart 2012 heeft een medewerker van De Rivieren Notarissen daarop als volgt gereageerd:
Naar aanleiding van uw vraag deel ik u mede dat deze documenten niet in ons dossier zitten. Wellicht kunt u bij uw advocaat of de rechtbank nog een kopie van deze stukken opvragen?
3.1.11.Op 10 april 2012 heeft [eiseres] gesproken met de protocolhouder van de Notaris, mr. [notaris b] .
3.1.12.Op 23 oktober 2014 is de Notaris overleden. Hij was op dat moment getrouwd met [gedaagde] .
3.1.13.Op 18 oktober 2016 heeft [eiseres] de protocolhouder van mr. [notaris b] , mr. [notaris c] aansprakelijk gesteld voor fouten die zijn gemaakt bij de uitbetaling van het restant van de koopsom aan haar en [naam A] .
3.1.14.Op 3 maart 2017 heeft [eiseres] de erfgenamen van de Notaris, waaronder [gedaagde] , aansprakelijk gesteld voor fouten van de Notaris.