Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 september 2018 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij belanghebbende, woonachtig in Frankrijk, in zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) een bedrag als betaalde alimentatie heeft opgevoerd. Belanghebbende had in zijn eerste aangifte een bedrag van € 205.000 als alimentatie opgevoerd en dit bedrag in een herziene aangifte verhoogd naar € 343.901. De inspecteur van de Belastingdienst heeft echter de alleenstaande ouderkorting gecorrigeerd en de aanslag vastgesteld op basis van de eerste aangifte, waarbij de aftrek alimentatie hoger was dan wettelijk toegestaan. Belanghebbende stelde dat de inspecteur de tweede aangifte had moeten volgen en dat er sprake was van schending van de onderzoeksplicht en het vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet tekort was geschoten in zijn onderzoeksplicht en dat er geen schending van het vertrouwensbeginsel was. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, omdat interne compensatie niet mogelijk was in deze situatie. De rechtbank benadrukte dat voor de vraag of interne compensatie mogelijk is, het niet van belang is of de inspecteur aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.