Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
voor verhuur bestemd’in artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (hierna: de Wet) van belang welke bestemming de belastingplichtige zelf aan de woning heeft gegeven?
4.Beoordeling van het geschil
voor verhuur bestemde woning' als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet. Er is dan sprake van een ‘
voor verhuur bestemde woning'als het betreffende object op de peildatum feitelijk wordt verhuurd in de zin van artikel 7:201 van het BW. Het doel dat de eigenaar van de desbetreffende woningen heeft met het eigendom en de verhuur van de woningen doet niet ter zake en het gegeven dat er sprake is van tijdelijke verhuur doet aan dit oordeel evenmin af. Ook belanghebbendes standpunt moet dus in zoverre worden verworpen dat de bestemming die belanghebbende zelf heeft gegeven aan een op de peildatum feitelijk verhuurde woning niet van belang is voor de heffing.
voor verhuur bestemd’ zijn als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet.
voor verhuur bestemd’als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet en terecht in de verhuurderheffing begrepen.
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de verhuurderheffing 2014 tot € 4.724.374;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: