4.6.Het geschil over de hoogte van de aanslagen spitst zich alleen toe op de in 2.6 bedoelde winstcorrecties. Nu sprake is van omkering van de bewijslast, is de eerste vraag of die correcties redelijk zijn. Meer specifiek is de vraag of het redelijk (niet willekeurig) is dat bij de winstcorrecties ervan is uitgegaan dat er voor het volledige bedrag sprake is van in het buitenland opgekomen inkomen ter zake waarvan de inspecteur navorderingsbevoegd is op basis van de verlengde navorderingstermijn. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Wat betreft het jaar 2003 is dit uitgangspunt zonder meer redelijk gelet op het in 4.4.2 overwogene en nu de bedragen afkomstig zijn van informatie van belanghebbende. Voor de overige jaren heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
- De inspecteur is bij het opleggen van de navorderingsaanslagen uitgegaan van gegevens en bedragen zoals deze door belanghebbende zijn aangedragen in het kader van de inkeerregeling en zoals deze zijn vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst.
- Het aan belanghebbende toerekenbare gebrek aan objectieve gegevens voor de inspecteur ter zake van de herkomst van de verzwegen omzet die op de buitenlandse bankrekeningen is gestort.
- De onderneming werd in de grensstreek gedreven én de onderneming behaalde ook (‘witte’) omzet in België.
- Gelet op zowel de hoogte van de in de jaarstukken vermelde (‘witte’) buitenlandse omzet als op de hoogte van de totale omzet kan niet gezegd worden dat de geschatte hoogte van de buitenlandse verzwegen omzet in absolute of in relatieve zin onredelijk hoog is.
- De veronderstelling dat het gemakkelijker is om in het buitenland gegenereerde omzet buiten de boeken te houden dan in Nederland gegenereerde omzet is niet onredelijk.
- De mogelijkheid bestaat – zoals de inspecteur heeft aangevoerd – dat niet alle verzwegen in het buitenland gegenereerde omzet is gestort op de Luxemburgse bankrekeningen, maar dat dergelijke omzet is opgegaan aan privé-uitgaven. Zelfs indien een deel van de op de Luxemburgse bankrekeningen gestorte omzet niet zou kunnen worden aangemerkt als in buitenland opgekomen inkomen, hoeft dus het in aanmerking genomen bedrag aan in buitenland opgekomen inkomen niet te hoog te zijn. Anders dan belanghebbende ter zitting heeft aangevoerd, staat de VSO niet eraan in de weg dat de inspecteur dit aspect aanvoert in het kader van de verdediging dat de schatting redelijk is.
- Opmerking verdient bovendien dat ook indien van de gestorte bedragen een deel afkomstig zou zijn van in Nederland gegenereerde zwarte omzet, dit niet zonder meer betekent – anders dan waarvan belanghebbende in 4.2 uitgaat – dat in zoverre die inkomsten niet zouden kunnen worden aangemerkt als in het buitenland opgekomen inkomsten. In een situatie waarin niet in de administratie opgenomen contante betalingen van een Nederlandse afnemer vervolgens op een buitenlandse bankrekening worden gestort, waardoor deze betalingen aan het zicht van de Nederlandse fiscus worden onttrokken, kan immers – mede afhankelijk van het tijdsverloop – sprake zijn van een situatie die op een lijn is te stellen met de in 4.3 vermelde situatie waarin de Nederlandse afnemer de bedragen rechtstreeks naar een buitenlandse bankrekening heeft overgemaakt (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 8 januari 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BY8824, V-N 2013/17.6 en rechtbank Noord-Holland 17 maart 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:1287, rov. 18).